patholoog met microscoop

Selectief uitvoeren histopathologisch onderzoek na cholecystectomie is veilig

Het selectief uitvoeren van histopathologisch onderzoek na een cholecystectomie is vanuit oncologisch oogpunt veilig en een werkwijze die kan bijdragen aan reductie van de zorgkosten. Dat concluderen Bart Corten (Máxima Medisch Centrum) en collega’s in een studie gepubliceerd in de European Journal of Surgical Oncology. Volgens de onderzoekers is er ruimte voor verdere optimalisatie en implementatie van deze werkwijzen om een betere selectie van relevante microscopische afwijkingen te bereiken.

Hoewel er vragen gesteld kunnen worden bij deze benadering, is het tot nu toe algemene praktijk om elke verwijderde galblaas te onderzoeken op de aanwezigheid van galblaaskanker. Het doel van deze studie was te bepalen of selectief histopathologisch onderzoek een veilig en kosteneffectief alternatief is vanuit oncologisch perspectief.

Studieopzet

Deze retrospectieve studie is uitgevoerd in het Máxima Medisch Centrum in Veldhoven / Eindhoven. Direct na de cholecystectomie besloot de chirurg op basis van inspectie en palpatie of er een indicatie was voor histopathologisch onderzoek. Data uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) werden gebruikt om de incidentie van galblaaskanker tijdens deze periode vast te stellen.

Resultaten

Van de 2.271 patiënten die een cholecystectomie kregen tussen januari 2012 en december 2017 in dit ziekenhuis, werden 1.083 patiënten geïndiceerd voor histopathologisch onderzoek. Bij deze patiënten werden 16 pathologisch bevestigde galblaaskankers (1,5%) gevonden, waarvan drie intestinale metaplasieën; zeven laaggradige dysplasieën en zes carcinomen. Tijdens de follow-up werden geen recidieven van galblaaskanker gevonden bij patiënten (n= 1.188; 52,5%) wiens galblaas naar een patholoog was gestuurd (mediane follow-up 49 maanden). Het percentage galblaaskankers dat gecontroleerd werd, daalde over een periode van zes jaar van 83% naar 38%. Dit beleid van Sel-HP leverde een besparing op van €65.000.

Conclusie en aanbevelingen

Bart Corten en collega’s concluderen dat uit deze studie blijkt dat chirurgen met succes relevante afwijkingen weten te identificeren op basis van klinische evaluatie en macroscopisch onderzoek van de galblaas. In galblazen die niet voor aanvullend onderzoek naar een patholoog waren gestuurd, werden geen galblaastumoren en recidieven aangetroffen. Het selectief uitvoeren van histopathologisch onderzoek in de huidige praktijk lijkt dus een redelijke en veilige strategie te zijn.

Op dit moment is onbekend hoeveel galblazen geselecteerd zouden worden wanneer overgaan wordt op selectief histopathologisch onderzoek. In een eerdere, landelijke evaluatie van Corten et al. is geschat dat circa 64% van de galblazen wordt onderzocht door een patholoog. In een klein, prospectief cohort toonden Corten et al. aan dat circa 17% van de galblazen macroscopische afwijkingen vertoont en aanvullend histopathologisch onderzoek vereist. Andere onderzoekers schatten dat 13,5% tot 7% van de galblazen zou worden aangeboden voor selectief histopathologisch onderzoek.

In 2017 werd 40% van de galblazen geselecteerd voor histopathologisch onderzoek. Dat was substantieel meer dan verwacht. Dat betekent volgens de onderzoekers dat er ruimte is voor verdere optimalisatie en implementatie van deze werkwijze in de klinische praktijk om een betere selectie van relevante microscopische afwijkingen te bereiken. Naar schatting kan hiermee circa 80% van de kosten worden bespaard.