biopt prostaat

Herbeoordeling biopt kan leiden tot andere behandeling bij prostaatkanker

Urologen vragen in Nederland zelden om een herbeoordeling van prostaatkankerbiopten. Ondanks de hoge mate van overeenstemming tussen pathologen, leidt herbeoordeling bij één op de acht patiënten met gelokaliseerde prostaatkanker tot aanpassing van de risicoclassificatie. Dat concluderen Bo van Santvoort (IKNL) en collega’s. Volgens de onderzoekers kan wijziging van de risicoclassificatie bij een niet te verwaarlozen minderheid patiënten leiden tot wijziging van de behandeling.

Pathologische beoordelingen van prostaatkankerbiopten spelen een belangrijke rol bij het bepalen van de behandelstrategie. Omdat histopathologische evaluaties onderhevig kunnen zijn aan variaties tussen pathologen, worden biopten in de praktijk soms opnieuw beoordeeld. Het doel van deze studie was inzicht te krijgen in de omvang en kenmerken van herevaluaties van prostaatbiopten en de samenhang met klinische implicaties in de klinische praktijk.

Studieopzet

In het onderzoek werden alle patiënten met prostaatkanker geïncludeerd die tussen oktober 2015 en april 2016 zijn gediagnosticeerd en opgenomen in de Nederlandse Kankerregistratie (NKR). Het percentage herbeoordelingen werd bepaald en de kenmerken van patiënten met en zonder herevaluatie van het biopt werden vergeleken. De overeenstemming tussen pathologen ten aanzien van de ISUP-graad (groepering van de Gleason-score) en prognostische risicoclassificatie werd berekend met Cohen’s kappa coëfficiënt.

Resultaten

Herbeoordeling van biopten kwam voor bij 172 (3,3%) van de 5.214 patiënten. De primaire reden voor een tweede beoordeling bij patiënten die met curatieve intentie behandeld waren, was verwijzing naar een ander ziekenhuis. Bij een ruime meerderheid (93%) van de patiënten die verwezen waren voor behandeling met curatieve intentie (n= 1.727), werd geen herevaluatie uitgevoerd. Patiënten wiens biopt opnieuw werd beoordeeld, waren jonger (66,8 versus 69,3 jaar), hadden minder vaak een uitgezaaide ziekte (5,8% versus 15,9%) en ondergingen vaker een prostatectomie (56,4%) vergeleken met patiënten zonder herbeoordeling van het biopt (22,6%).

Het percentage verschil tussen beide beoordelingen over de ISUP-graad was 26%. De verschillen waren het grootste bij biopten met ISUP-graad 3 en 4. Bijna eenderde (30%) van de patiënten die bij initiële beoordeling ISUP-graad 4 kregen, werd na herbeoordeling lager ingeschat. De belangrijkste reden voor de graderingsverschillen zou interpretatie van Gleason-4- en Gleason-5-patronen kunnen zijn.

Bij 12,1% van de patiënten met gelokaliseerde prostaatkanker (n=14) leidde herbeoordeling van het biopt tot indeling in een andere prognostische risicogroep. Uit de analyses blijkt dat na herbeoordeling 57% van de tumoren in een lager stadium werd ingedeeld tegenover 43% in een hoger stadium. Herbeoordeling en wijziging van histopathologische parameters kan invloed hebben op de keuze of een patiënt een zenuwsparende operatie krijgt of hormonale behandeling wordt toegevoegd aan radiotherapie.

ISUP-graad

Wijziging van ISUP-graad 1 naar graad 2 of 3 leidt bijvoorbeeld tot wijziging van de diagnose ‘laag risico’ naar ‘intermediair risico prostaatkanker’. Patiënten met laag risico prostaatkanker zijn doorgaans kandidaat voor actieve surveillance, terwijl patiënten met een intermediair risico in aanmerking komen voor een radicale prostaatectomie of radiotherapie; behandelingen die samenhangen met meer bijwerkingen en afname van de kwaliteit van leven. Een andere, klinische relevante wijziging treedt op bij aanpassing van ISUP-graad 2 of 3 naar graad 4. Hierdoor verandert de diagnose in ‘hoog risico prostaatkanker’. Deze patiënten worden meestal agressiever behandeld en hebben een slechtere prognose.

Conclusie en aanbevelingen

Bo van Santvoort en collega’s concluderen dat artsen in Nederland zelden om een herbeoordeling van prostaatkankerbiopten vragen. Ondanks de hoge mate van overeenstemming tussen pathologen, werd de risicoclassificatie na herbeoordeling bij één op de acht patiënten met gelokaliseerde prostaatkanker aangepast. Deze wijziging kan mogelijk geleid hebben tot een belangrijke veranderingen in therapiekeuze van een niet te verwaarlozen minderheid patiënten. Toekomstig onderzoek dient volgens de onderzoekers gericht te zijn op de klinische consequenties op lange termijn en de kosteneffectiviteit van herbeoordelingen in de klinische praktijk, voordat hierover duidelijke aanbevelingen gedaan kunnen worden.

In de nabeschouwing geven de onderzoekers aan dat er in de huidige Nederlandse en Europese richtlijnen (nog) geen aanbevelingen staan voor pathologische herbeoordeling van biopten van patiënten met prostaatkanker na verwijzing naar een ander ziekenhuis. Uit deze studie blijkt dat het biopt van in totaal 3% van de patiënten (n= 172) opnieuw werd beoordeeld van wie 129 patiënten voor een curatieve behandeling waren verwezen naar een ander ziekenhuis. Een ruime meerderheid (93%) van de patiënten (n= 1.727), die voor een behandeling met curatieve intentie waren verwezen naar een ander ziekenhuis, kreeg geen pathologische re-evaluatie.

Ook wijzen zij er op dat er in Nederland een proces gaande is van centralisatie van radicale prostaatectomieën in gespecialiseerde behandelcentra. Dat betekent dat patiënten die in aanmerking komen voor chirurgie vaker voor deze operatie worden verwezen naar een ander ziekenhuis. Uit deze studie blijkt dat patiënten met een re-evaluatie vaker worden verwezen (88%) dan patiënten zonder re-evaluatie 39%).

Gerelateerd nieuws

Impact van variatie tussen pathologielaboratoria op behandelkeuze bij prostaatkanker

uitvergroot beeld van aangekleurd pathologisch weefsel

Variatie in Gleason gradering tussen Nederlandse pathologielaboratoria heeft impact op de behandelkeuze voor prostaatkankerpatiënten. Dit blijkt uit een retrospectieve studie van arts-onderzoeker Rachel Flach (UMC Utrecht) met een bijdrage van dr. Katja Aben vanuit IKNL.

lees verder

De rol van het MDO bij implementatie van innovatieve behandelstrategieën

oplettende artsen tijdens multidisciplinair overleg of MDO

Kennis uit klinische trials bereikt medisch specialisten vaak snel. Het toepassen van nieuwe behandelingen zoals effectief bevonden in deze klinische trials, blijkt in de praktijk echter complex en uitdagend. Het Multidisciplinair Overleg (MDO) zou hierin een faciliterende rol kunnen spelen.

lees verder