MDO 2.0: nieuwe organisatie van MDO’s

Het aantal Multidisciplinair Overleggen (MDO) is de afgelopen jaren sterk toegenomen, en daarmee de tijdsinvestering voor medisch specialisten. IKNL werkt – samen met veldpartijen – aan een meer efficiënte organisatie van MDO’s. Patrick Veldhuis (adviseur IKNL) en Ward Posthuma (hematoloog in Reinier de Graaf in Delft en medisch adviseur bij IKNL), zijn nauw betrokken bij dit landelijke project MDO 2.0. Medidact interviewde deze twee betrokkenen.

Bron: MedNed 9, 2019, drs. K. Vermeer, wetenschapsjournalist

Waarom een nieuwe organisatie van MDO’s?

Veldhuis: “De agenda van medisch specialisten loopt over. Er zijn soms wel 10 tot 20 besprekingen per week in een ziekenhuis. Per MDO zijn gemiddeld zo’n zes tot tien medisch specialisten aanwezig, en soms veel meer.” Posthuma: “Toen ik 20 jaar geleden in Delft startte als hematoloog, was er één oncologische vergadering per week voor alle tumorsoorten. Momenteel zijn er zo’n 20 verschillende, waarvan sommige dagelijks. Dat is dus een grote tijdsinvestering.”

Wat is MDO 2.0?

Posthuma: “Dat is een project in opdracht van de Taskforce Oncologie, met een stuurgroep met alle relevante partijen voor de oncologie. De basis is het echeloneringsmodel van de HOVON, oorspronkelijk ontwikkeld voor deelname aan wetenschappelijk onderzoek: hoe complexer het onderzoek en behandelingen daarin, hoe hoger het echelon. Inmiddels zijn er in de dagelijkse klinische praktijk ook verschillende niveaus van MDO, gebaseerd op de complexiteit van de patiënt: lokaal overleg voor eenvoudige casussen, en een regionaal of landelijk MDO voor complexere situaties. Ook in de solide oncologie zijn er al gedifferentieerde MDO’s. In MDO 2.0 wordt dit verder uitgewerkt voor meerdere tumorsoorten. Beroepsgroepen is hun visie gevraagd over welke patiënten waar en door wie moeten worden besproken.”

Veldhuis: “Het veld is dus al bezig met gedifferentieerde MDO’s, bijvoorbeeld in de regio’s Noord-Nederland, Utrecht, Maastricht en Rotterdam. Maar iedereen doet het op een eigen manier. Er is behoefte aan landelijke patiëntcriteria voor een lokaal of regionaal MDO of een regionaal/landelijk expertpanel.” Welke financiële gevolgen heeft de toename van MDO’s? Veldhuis: “Voorheen was er vanuit VWS een budget van circa 3,5 miljoen voor consultverlenende ziekenhuizen, dat door IKNL werd verdeeld. Maar dat is allang niet meer kostendekkend. Alleen een lokaal MDO kan gedeclareerd worden, en een regionaal MDO alleen door het ziekenhuis van de desbetreffende hoofdbehandelaar. Alle andere specialisten in een MDO kunnen niets declareren. We willen daarom een adequate financiering.”

Wat is de stand van zaken met MDO 2.0?

Posthuma: “Momenteel wordt voor hematologie gewerkt aan een nieuwe opzet van MDO’s. IKNL helpt mee aan een stappenplan voor regionale implementatie. We streven naar landelijke uniformiteit, met mogelijk regionale verschillen.” Veldhuis: “Dit gebeurt ook voor colorectaal carcinoom. Het veld heeft een voorstel gedaan voor echelonering, dat nu verder wordt uitgewerkt binnen SONCOS. Voor longcarcinoom zijn we eveneens gestart. Dus de bal begint te rollen. We nemen steeds ook de financiering mee.” 

Zijn er ideeën wat betreft financiering?

Posthuma: “De eerste stap is zichtbaar maken hoeveel tijd MDO’s kosten, inclusief alle administratie. Dat wordt nu geïnventariseerd met verschillende ziekenhuizen. De eerste schattingen komen uit op een substantieel hoger budget dan de genoemde 3,5 miljoen. Het gaat om veel geld, maar in een MDO worden essentiële beslissingen genomen over soms heel dure behandelingen. We willen de overheid en verzekeraars daarom oproepen om extra in MDO’s te investeren. Daarmee kan een ziekenhuis bijvoorbeeld extra specialisten aantrekken zodat de tijdsdruk per specialist minder wordt.”

Hoe kunnen MDO’s efficiënter worden?

Posthuma: “Richtlijnen bevatten vaak beslisbomen, ontwikkeld door experts soms met hulp van IKNL. Misschien kunnen we die beslisbomen koppelen aan een MDO. Stel dat bij een eenvoudige casus een beslisboom op hetzelfde advies uitkomt als de behandelaar, dan hoeft die patiënt misschien niet in een MDO. Dat is dan tijdwinst.” Veldhuis: “Nu worden in een MDO in korte tijd soms wel tientallen patiënten besproken. Maar niet alle specialisten zijn nodig voor alle patiënten. Misschien kan een deel van de patiënten in eerste instantie door twee of drie specialisten beoordeeld worden, en pas in een relevant MDO als die specialisten op verschillende adviezen uitkomen. Dat is wellicht efficiënter, en zo blijft een deel van de patiënten buiten een MDO.”

Wat zijn nog knelpunten?

Veldhuis: “Dat is met name de gegevensuitwisseling. We zouden het liefst een webbased formulier willen dat in het EPD kan worden opgenomen, net als het MDO-formulier borstkanker. Ook beelduitwisseling is nog lastig. Het Citrienfonds en de NFU werken wel aan een landelijk digitaal platform. Daarnaast is de privacy en de arts-patiëntrelatie niet altijd eenvoudig op te lossen.”

Hoe ver is het project?

Veldhuis: “We hebben een start gemaakt, hoewel een tijdpad moeilijk is te benoemen. We willen toe naar een landelijk gedragen ontwerp dat lokaal kan worden uitgewerkt. Want dit zal het meest regionaal spelen.” Posthuma: “We willen ziektespecifieke raamwerken neerzetten, maar nadrukkelijk niet topdown werken. Het veld is leidend.”

Lees meer in Medned Oncologie 

Bron: MedNed 9, 2019, drs. K. Vermeer, wetenschapsjournalist

 

Meer over MDO 2.0