Oudere patiënten met prostaatkanker krijgen minder vaak curatieve behandeling
Oudere patiënten met prostaatkanker hebben aanzienlijk minder kans om een ‘behandeling met curatieve intentie’ te krijgen, zoals radicale prostatectomie of radiotherapie. Dit hangt deels samen met het feit dat deze ouderen vaker gediagnosticeerd worden met een ongunstiger ziektebeeld. Maar ook na correctie voor specifieke ziektekenmerken, risicoprofiel en comorbiditeiten is de kans kleiner dat ouderen met prostaatkanker een behandeling met curatieve intentie krijgen vergeleken met jongere patiënten. Mede daardoor is de relatieve overleving van deze ouderen lager dan van jongere patiënten met prostaatkanker, blijkt uit onderzoek van Robin Vernooij (IKNL) en collega’s.
Een groot deel van de mannen met prostaatkanker is 70 jaar of ouder bij diagnose. Door vergrijzing van de algehele bevolking is de verwachting dat de incidentie en prevalentie van prostaatkanker in de toekomst verder zal toenemen. Doordat oudere patiënten verschillen ten opzichte van jongere patiënten qua vitaliteit, comorbiditeit en sociale context, kan dit leiden tot verschillen in behandeling en overleving. Er zijn zover bekend tot dusver geen population-based studies uitgevoerd, waarin patiënt- en tumorkarakteristieken, behandelingspatronen en overleving van oudere patiënten met prostaatkanker zijn vergeleken met die van jongere patiënten.
Sommige oudere patiënten met prostaatkanker krijgen géén behandeling met curatieve intentie (onderbehandeling), terwijl andere, oudere patiënten met een korte levensverwachting juist te vaak een operatie of radiotherapie krijgen met als gevolg dat zij allerlei bijwerkingen van de behandeling ervaren (overbehandeling). In deze studie is een vergelijking gemaakt van de klinische kenmerken, behandelingen en overleving van oudere versus jongere patiënten met prostaatkanker.
Opzet en resultaten
Voor dit onderzoek zijn alle patiënten gediagnosticeerd met prostaatkanker tussen 2005 en 2015 geselecteerd uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR). Patiënten van 70 jaar of ouder werden beschouwd als ‘ouder’. Met behulp van descriptieve analyses vergeleken de onderzoekers patiënt- en tumorkarakteristieken tussen oudere en jongere patiënten. Met multivariabele logistische regressieanalyses werd beoordeeld of leeftijd een voorspellende factor is op het krijgen van een ‘behandeling met curatieve intentie’ bij patiënten met matig-risico of hoog-risico prostaatkanker.
Tussen 2005 en 2015 zijn in totaal 98.017 mannen gediagnosticeerd met prostaatkanker van wie 48% een leeftijd had van 70 jaar of ouder. De PSA-waarde bij diagnose en Gleason-scores waren hoger bij oudere patiënten vergeleken met jongere patiënten. Oudere patiënten hadden vaker een agressieve vorm van prostaatkanker. De relatieve overleving was 86% voor patiënten tussen 18 en 69 jaar. De overleving nam aanzienlijk af bij oplopende leeftijd. Bij patiënten tussen 70 en 79 jaar de relatieve overleving 76% en bij patiënten van 80 jaar of ouder 44%.
Na correctie voor het ziektestadium PSA-waarde bij diagnose, Gleason-score en comorbiditeiten hebben oudere patiënten nog steeds een slechtere, relatieve overleving dan jongere patiënten. Ook kregen oudere patiënten met matig-risico en hoog-risico prostaatkanker minder vaak ‘behandeling met curatieve intentie’ (i.e. radicale prostatectomie of radiotherapie). Echter, de relatieve overleving van oudere patiënten die geopereerd of bestraald werden, is vergelijkbaar met jongere patiënten die dezelfde behandeling kregen.
Conclusies en aanbevelingen
Robin Vernooij en collega’s concluderen op basis van deze studie dat oudere patiënten met prostaatkanker vaker gediagnosticeerd worden met een prognostisch ongunstige ziekte. De relatieve overleving van oudere patiënten is lager dan van jongere patiënten. Dit beeld blijft bestaan ook na correctie voor voorspellende ziektekenmerken. Verder blijkt dat oudere patiënten, ook wanneer rekening wordt gehouden met een ongunstige risicoprofiel en frequentere aanwezigheid van comorbiditeiten, minder vaak een curatieve behandeling krijgen vergeleken met jongere patiënten.
Het verschil in overleving kan gedeeltelijk worden verklaard met het gegeven dat oudere patiënten minder vaak een curatieve behandeling krijgen. Op basis van deze bevindingen zou leeftijd alleen geen doorslaggevende factor mogen zijn bij het afwijzen van een behandeling met curatieve intentie, hoewel de negatieve bijwerkingen van een behandeling, vooral bij oudere patiënten, in aanmerking moeten worden genomen.
- Vernooij RWM, van Oort I, de Reijke TM, Aben KKH. ‘Nationwide treatment patterns and survival of older patients with prostate cancer’. Journal of Geriatric Oncology. 2018; accepted 22 June 2018.
- Meer informatie over deze publicatie is verkrijgbaar via bibliotheek@iknl.nl