Kans op terugkeer van ziekte binnen tien jaar na borstkanker per subtype
De kans op een lokaal of regionaal recidief is in het algemeen klein bij patiënten met borstkanker in Nederland. Toch blijken specifieke subtypen borstkanker belangrijke voorspellers te zijn voor de recidiefvrije 10-jaarsoverleving. Marissa van Maaren (IKNL) en collega’s tonen met gegevens uit de Nederlandse Kankerregistratie aan dat patiënten met subtype ‘luminal A’ de laagste recidiefpercentages vertonen, maar dat dit subtype samen met ‘luminal B’ ook later in de follow-up nog terugkeert. Bij subtype ‘HER2-positief’ of ‘triple-negatief’ is de neiging tot recidivering het grootst in het tweede jaar na diagnose, waarna dit sterk afneemt. Deze informatie is belangrijk voor het bespreken van de meest optimale behandeling en inrichting van de follow-up.
Zover bekend is dit de eerste studie in Nederland waarin de relatie is onderzocht tussen diverse subtypes borstkanker en de kans op recidieven en risico van overlijden binnen tien jaar na de diagnose. In deze studie zijn alle vrouwen opgenomen gediagnosticeerd met invasieve niet-gemetastaseerde borstkanker in 2005 die een chirurgische behandeling kregen. De patiënten werden ingedeeld naar subtypes van borstkanker op basis van oestrogeenreceptor, progesteronreceptor, HER2-status en gradering (luminal A, luminal B, HER2-positief en triple-negatief). De percentages en risico’s voor het ontwikkelen van een recidief werden vergeleken tussen de genoemde subtypen. Ook werd de algehele 10-jaarsoverleving en recidiefvrije overleving berekend met behulp van multivariabele Cox-regressie.
Resultaten
In totaal werden gegevens van 8.062 patiënten geïncludeerd. De verdeling van de subtypes was 56% luminal A (4.482), 26% luminal B (2.090), 6% HER2-positief (504) en 12% triple-negatief (986). Lokale recidieven en afstandsmetastasen kwamen het vaakst voor bij HER2-positieve patiënten met respectievelijk 7,5% en 25,6% en het minst vaak bij patiënten met subtype luminaal A (3,7% respectievelijk 9,5%). Regionale recidieven werden het vaakst gediagnosticeerd in triple-negatieve patiënten (5,2%) en het minst vaak patiënten met subtype luminal A (1,7%).
Patiënten met HER2-positieve en triple-negatieve negatieve subtypen hadden de hoogste recidiefpercentages in het tweede jaar, terwijl patiënten met luminal A en B in de loop van de tijd een meer continu patroon vertoonden, bij wie lobulaire tumoren vaker terugkwamen dan ductale tumoren. Na correctie voor verschillen in baselinekenmerken vertoonde patiënten met een triple-negatieve ziekte een slechtere 10-jaarsoverleving, en patiënten met triple-negatieve en een HER2-positieve ziekte de laagste recidiefvrije 10-jaarsoverleving.
Patiënten met een onbekende HER2-status werden uitgesloten in deze studie. Echter, ook bij patiënten met een bekende HER2-status waren er nog steeds verschillen zichtbaar in het gebruik van trastuzumab. Dit komt doordat trastuzumab pas in 2005 werd geïntroduceerd. Om die reden zijn alle uitkomsten voor luminal B en HER2-positief aanvullend beoordeeld aan de hand van het gebruik van trastuzumab, waaruit blijkt dat patiënten die trastuzumab kregen betere resultaten laten zien. Het is daarom belangrijk dit gegeven mee te nemen in de interpretatie van de resultaten.
Conclusies en nabeschouwing
Marissa van Maaren en collega’s concluderen dat de uitkomsten van deze studie bevestigen dat, hoewel de kans op lokale en regionale recidieven in het algemeen laag zijn, subtypen van borstkanker belangrijke voorspellers zijn voor de recidiefvrije 10-jaarsoverleving van patiënten met borstkanker in Nederland. Patiënten met subtype luminal A vertoonden de laagste recidiefpercentages, gevolgd door luminal B. Belangrijk is dat de resultaten laten zien dat zowel luminal A als luminal B ook later in de follow-up nog recidiveerden.
Dit in tegenstelling tot patiënten met HER2-positieve of triple-negatieve ziekte, die de hoogste kans op recidivering lieten zien in het tweede jaar na diagnose, waarna dit risico veel sterker afneemt over de tijd. Inzicht in de (patronen van) recidieven en overleving gerelateerd aan verschillende subtypes van borstkanker, in combinatie met andere prognostische factoren, kunnen volgens de onderzoekers ondersteuning bieden bij het afstemmen van de meest optimale behandeling en geïndividualiseerde follow-up.
Sterke en zwakke punten
Een sterk punt van deze studie is het gebruik van population-based gegevens, waardoor de generaliseerbaarheid van de resultaten wordt vergroot. Bovendien werd een actieve follow-up uitgevoerd die volledig was voor 99% van alle geïncludeerde patiënten, van wie alle recidieven werden geregistreerd die zich binnen tien jaar na diagnose voordeden. Een mogelijke beperking van deze studie is de inclusie van patiënten die in 2005 zijn gediagnosticeerd, aangezien behandelstrategieën en overlevingspercentages sindsdien zijn verbeterd en in dat jaar ook de introductie plaatsvond van de HER2-statusbepaling en behandeling met trastuzumab.
- Van Maaren MC, de Munck L, Strobbe LJ, Sonke GS, Westenend PJ, Smidt ML, Poortmans PM en Siesling S. ‘10-year recurrence rates for breast cancer subtypes in the Netherlands: A large population-based study.’ Int J Cancer. 2018 Oct 28
- Bekijk ook de data over overleving naar stadium borstkanker
- Meer informatie over deze publicatie is verkrijgbaar via bibliotheek@iknl.nl