Adequate pathologische stadiëring IIIB NSCLC verdient meer aandacht

Behandeling met chemoradiotherapie is in Nederland veruit de meest gebruikte behandeling bij patiënten met stadium IIIB niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC). De inzet van chirurgie is bij deze patiënten zeer beperkt, zo blijkt uit onderzoek van Chris Dickhoff (VUmc) en collega’s. Volgens de onderzoekers is er meer aandacht nodig voor adequate stadiëring om te voorkomen dat patiënten worden uitgesloten die baat kunnen hebben bij een chirurgische behandeling. Verder wijzen ze op het schaars gebruik van chemoradiotherapie bij oudere patiënten.

Er zijn tot dusver weinig gegevens beschikbaar over zorgpatronen bij patiënten met lokaal, klinisch gevorderd (stadium cIIIB) niet-kleincellig longcarcinoom uit de periode na invoering van de TNM-7 classificatie. Het primaire doel van deze studie was nationale zorgpatronen en uitkomsten van zorg te onderzoeken in Nederland met een secundaire focus op het gebruik van chirurgie. De onderzoekers extraheerden hiervoor gegevens uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) van alle patiënten met klinisch gevorderd niet-kleincellig longcarcinoom met stadium cIIIB (volgens TNM-7) die tussen 2010 en 2014 zijn behandeld. De overlevingsgegevens werden verkregen uit de Basisregistratie Personen (BRP, voorheen GBA). 

Incidentie en behandeling
In totaal werden tijdens genoemde periode 43.762 patiënten met niet-kleincellig longcarcinoom geregistreerd en opgenomen in de NKR, van wie 4.401 patiënten (10%) met stadium cIIIB. Bij 37% van de patiënten met stadium N2 werden metastasen in de lymfeklieren gevonden en bij 63% van de patiënten met stadium N3; deze waren slechts in de helft (50,8%) van de gevallen pathologisch bevestigd. Het gebruik van endobronchiale echografie (EBUS) steeg tussen 2010 en 2014 van 9% naar 29% (p <0,001), terwijl het aandeel pathologisch bevestigde metastasen in de lymfeklieren met stadium N2 of N3 steeg van 44% naar 54% (p <0.001).  

Bijna de helft (48%) van de patiënten kreeg chemoradiotherapie, 19% chemotherapie, 10% radiotherapie en slechts 2,2% een operatie. Ruim één vijfde van de patiënten (22%) kreeg ondersteunende zorg. Uit de analyse kwam verder naar voren dat het percentage patiënten dat een behandeling kreeg met chemoradiotherapie daalde naar gelang de leeftijd, van 65% bij patiënten tot 60 jaar tot 13% voor patiënten van 80 jaar of ouder. De algehele overleving na chirurgie was 28 maanden, gevolgd door chemoradiotherapie (19 maanden), chemotherapie (9 maanden), radiotherapie (8 maanden) en beste ondersteunende zorg (3 maanden). 

Conclusies en aanbevelingen 
Chris Dickhoff en collega’s concluderen dat chemoradiotherapie bij patiënten met stadium cIIIB niet-kleincellig longcarcinoom in Nederland de meest voorkomende behandeling is sinds de invoering van de TNM7-classificatie. De inzet van chirurgie is in Nederland zeer beperkt bij deze groep patiënten. Volgens de onderzoekers mag dit geen beletsel vormen voor het identificeren van patiënten die baat kunnen hebben bij een resectie. Om die reden blijft nauwkeurige stadiëring belangrijk om tot een optimale behandelkeuze te komen en om te voorkomen dat patiënten worden uitgesloten van een eventuele behandeling.  

Voor adequate stadiëring is in veel centra in Nederland endoscopische ultrasonografie (EBUS) beschikbaar die kan worden gecombineerd met een endoscopie van de slokdarm (EUS). De bevindingen in deze studie suggereren echter dat een aanzienlijk deel van de patiënten niet volgens de huidige richtlijnen en/of stand van de techniek wordt gestadiëerd. In de huidige klinische praktijk kan zowel onder- als overstadiëring plaatsvinden. Daarnaast wijzen zij op het schaars gebruik van chemoradiotherapie bij oudere patiënten. Dit vraagt om aanvullende strategieën om de potentiële voordelen van deze behandeling voor ouderen te benutten.
 

  • C. Dickhoff, M. Dahele, E.F. Smit, M.A. Paul, S. Senan, K.J. Hartemink, R.A. Damhuis: ‘Patterns of care and outcomes for stage IIIB non-small cell lung cancer in the TNM-7 era: Results from the Netherlands Cancer Registry’ Lung Cancer 110 (2017) 14–18 
    Meer informatie over deze publicatie is verkrijgbaar via bibliotheek@iknl.nl  

Gerelateerd nieuws

Afname kleincellig longkanker en steeds vaker behandeling gericht op kwaliteit van leven

arts en patiënt bij laptop met longfoto

De incidentie van kleincellig longkanker, ook wel SCLC, in Nederland is de afgelopen 30 jaar aanzienlijk gedaald. Dat blijkt uit een studie van Daphne Dumoulin van het ErasmusMC en collega’s op basis van de Nederlandse Kankerregistratie, waarover onlangs gepubliceerd werd in het European Journal of Cancer. Een toenemend aandeel ouderen en vrouwen kreeg de diagnose kleincellig longkanker. De man-vrouwverhouding werd daardoor vergelijkbaar. Waarschijnlijk als gevolg van meer oudere en waarschijnlijk kwetsbaardere patiënten kregen meer patiënten alleen behandeling gericht op kwaliteit van leven (best supportive care – ofwel BSC).

lees verder

Significante stijging invasieve mediastinale stadiëring bij NSCLC-patiënten

In Nederland heeft tussen 2011 en 2017 een significante stijging plaatsgevonden in het gebruik van invasieve mediastinale stadiëring bij patiënten met potentieel resectabel niet-kleincellige longkanker (NSCLC). De ruimere inzet van de minder-invasieve endosonografie in plaats van mediastinoscopie heeft niet geleid tot een toename van het aantal patiënten met een onvoorziene, uitgezaaide ziekte. Dat concluderen Jelle Bousema (Máxima MC) en collega’s.

lees verder