Passende zorg in laatste levensfase vergt intensieve samenwerking

‘Hoe verleen je passende zorg in de laatste levensfase?’ Dat was de titel van een presentatie die Marjolein van Meggelen (adviseur palliatieve zorg) op 25 september gaf in De Reehorst in Ede tijdens het V&VN symposium Palliatieve zorg. Van Megggelen presenteerde daar het KNMG-rapport ‘Passende Zorg’; een rapport waaraan ze meewerkte namens IKNL. Achtergrond is dat door de toenemende vergrijzing en stijging van het aantal mensen met chronische ziekten (multi-morbiditeiten), er een verschuiving optreedt van zorg in het ziekenhuis naar de eerstelijn. De verwachting is dat onder invloed van deze ontwikkelingen de behoefte aan palliatieve zorg verder zal toenemen.

Marjolein van Meggelen toonde cijfers over de verwachte stijging van het aantal patiënten. Zo zal ten gevolge van de dubbele vergrijzing de incidentie van kanker in 2040 toenemen met 40 procent ten opzichte van 2010. Het aantal mensen met dementie zal zelfs stijgen met 110 procent. Maar ook bij andere aandoeningen, zoals CVA, hartfalen en COPD, neemt het aantal zorgvragers toe. Er ligt dus een grote uitdaging in het verschiet voor zorgprofessionals in zowel eerste- als tweedelijn om passende zorg te bieden, met name ook in de laatste levensfase.

Passende zorg laatste levensfase

Ze haalde een rapport aan van KNMG, ZonMw en EMGO+, met de resultaten van een online onderzoek, waarin patiënten, naasten en hulpverleners hun mening gaven over wat zij verstaan onder het begrip ‘passende zorg in de laatste levensfase’. 

Een meerderheid van de patiënten en naasten (54%) was het erover eens dat bij passende zorg de wens van de patiënt centraal dient te staan. Bij hulpverleners lag dit iets lager, namelijk 49%. De overige aandachtspunten lieten een scala aan reacties zien. Zo hechten hulpverleners iets meer belang aan goede communicatie rondom passende zorg (26%) dan patiënten en naasten (20%). Over het bieden van zorg in de eigen, vertrouwde omgeving waren de reacties van de respondenten nagenoeg gelijk. 

Ten aanzien van de rol van zorgverleners liepen de meningen iets verder uiteen. Zo vinden professionals goed samenwerken, bekwaamheid en betrokkenheid belangrijke aandachtspunten rond passende zorg in de laatste levensfase. Patiënten en naasten hechten meer belang aan empathie. Verder blijkt uit de reacties dat er verschillend wordt gedacht over de vraag waarop die zorg gericht moet zijn? Hulpverleners vinden vaker dat deze lichaam, én geest én verbetering van kwaliteit van leven dient te omvatten. Ook vinden hulpverleners vaker dan patiënten en naasten zelf dat er aandacht moet zijn voor de rol van naasten.

Overbehandeling

De deelnemers aan het onderzoek is ook gevraagd wat volgens hen de meest voorkomende vormen van overbehandeling zijn. Patiënten en naasten scoorden bij dit onderwerp vaak hoger en noemden onder andere te veel en/of te belastende diagnostiek en chronische / preventieve medicatie. Hulpverleners denken bij overbehandeling vaker aan chemotherapie en voor opname of behandeling naar ziekenhuis gaan.

Achter deze reacties gaan volgens de KNMG uiteenlopende mechanismen schuil die gerelateerd zijn aan niet-passende zorg op macroniveau. Zo wordt de dood vaak doodgezwegen, omdat opgeven geen optie is, patiënten en hulpverleners het niet gewoon vinden om te praten over het levenseinde en het zorgstelsel vooral gericht is op productie. Maar ook op mesoniveau kunnen allerlei factoren een rol spelen, zoals het falen rond regie en overdracht van de zorg. Oorzaken hiervan zijn onder andere onvoldoende samenwerking, sterke focus op handelen en op de ziekte (in plaats van de mens achter de ziekte) en (te) strikte scheiding tussen curatieve en palliatieve zorg

Problemen op microniveau

Deze mechanismen kunnen vervolgens weer leiden tot problemen op microniveau. Daarbij kan gedacht worden aan gebrek aan (communicatieve) competenties, emoties tijdens de dialoog met patiënt en naasten, tijdgebrek of onvoldoende overdracht van wensen en voorkeuren rond het levenseinde. Andere vraagstukken die aan de orde kunnen komen zijn (grenzen aan) de autonomie van de patiënt en de neiging van hulpverleners (en naasten) om vooral ‘te doen’. Dit is makkelijker en lijkt veiliger dan ‘laten’.

Tijdens de discussie werd aan de hand van een reeks vragen dieper ingegaan op mogelijke verbeterpunten voor het aanbieden van passende zorg in de laatste levensfase. Wat zou er concreet moeten gebeuren? Wie zou dat moeten doen? Welke ondersteuning of randvoorwaarden zijn daarvoor nodig? En wat kan daar nu concreet over worden afgesproken en hoe bewaken we dat daar vervolg aan wordt gegeven?  Realiseren we ons dat de gewone burger (en zorgverlener) van vandaag de patiënt van morgen is? Uit de reacties bleek dat passende zorg vraagt om goede, interactieve samenwerking tussen alle betrokkenen. “It takes a whole community to die at the right moment in the right place and the right caregiver.”

Gerelateerd nieuws

Sociaaleconomische verschillen beïnvloeden overleving bij kanker

Kanker in Nederland: Sociaaleconomische verschillen deel 3 Mensen met een lager inkomen in Nederland leven gemiddeld korter en hebben minder kans om kanker te overleven dan mensen met een hoger inkomen. Ook ervaren ze een verminderde kwaliteit van leven bij of na kanker. Dit blijkt uit ons nieuwste onderzoek naar sociaaleconomische ongelijkheid in de kankerzorg. De resultaten worden vanavond gepresenteerd en toegelicht tijdens het IKNL-symposium "Gezondheidsverschillen bij kanker in Nederland: Hoe dichten we de kloof?” lees verder

Tijdig integreren van palliatieve zorg in de oncologie; hoe gaat dat in de praktijk?

Foto met quote dokter Filip de Vos

Uit onderzoek weten we dat voor mensen met ongeneeslijke kanker en voor hun naasten tijdige inzet van palliatieve zorg heel belangrijk is. Het verhoogt de kwaliteit van leven en de kans op passende zorg. Ook kan het de symptoomlast en de last op mantelzorgers verlagen. Het onderzoeksproject Tijdige Integratie Palliatieve Zorg in de Oncologie (TIPZO) wil deze tijdige inzet van palliatieve zorg bevorderen. In dit project werkt IKNL samen met de Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties (NFK), het UMC Groningen en het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC). Senior-onderzoeker palliatieve zorg bij IKNL Dr. Natasja Raijmakers en internist-oncoloog Dr. Filip de Vos zijn betrokken bij het project. We spraken hen over het belang van tijdig integreren van palliatieve zorg en over waar we nu staan in het project. 

lees verder