Digitale beeldmammografie heeft hogere detectiegraad dan analoge film

Digitale grootbeeldmammografie heeft een significant hogere selectiviteit vergeleken met analoge filmmammografie. Dit betekent dat met de digitale techniek meer intervalkankers als daadwerkelijk negatief worden aangemerkt. De sensitiviteit tussen analoge en digitale mammografieën is echter vergelijkbaar. Dat stellen Joost Nederend en collega-onderzoekers op basis van een uitgebreide studie, waarvoor 120.000 analoge en digitale beelden van het bevolkingsonderzoek naar borstkanker opnieuw werden bekeken en beoordeeld. Bij de meeste bevolkingsonderzoeken naar borstkanker is de analoge filmmammografie vervangen door digitale grootbeeldmammografie. In dit onderzoek maakten Joost Nederend en collega's een vergelijking tussen de intervalkenmerken van kanker bij analoge en digitale grootbeeldmammografie.

Patiënten en methoden
De studie werd uitgevoerd aan de hand van 297 tumoren die via beoordeling van analoog beeld waren gedetecteerd en 104 intervalkankers afkomstig van in totaal 60.770 analoge mammografieën. Deze werden vergeleken met gegevens van 427 beeldschermgedetecteerde en 124 intervalkankers afkomstig van 63.182 digitale grootbeeldmammografieën. Alle vrouwen waren gescreend in de periode 2008 - 2010.

Van alle gevonden tumoren werden de beeldrapporten, biopsieresultaten en chirurgische rapporten verzameld. Twee radiologen beoordeelden de eerdere screenings- en diagnostische mammografieën van alle intervalkankers. Zij bepaalden de borstdichtheid, beschreven mammografische abnormaliteiten en rubriceerden de gemiste intervalkankers met een minimale afwijking of correct negatieve beoordeling.

Digitaal significant nauwkeuriger
Het verwijscijfer en de detectie van kanker bij analoge filmmammografie bedroegen 1,5 procent respectievelijk 4,9 promille in vergelijking met 3,0 procent (p < 0,001) en 6,6 promille (p < 0,001) bij digitale grootbeeldmammografie. De gevoeligheid van de screening was 74,1 procent bij analoge filmmammografie (297/401, 95 procent betrouwbaarheidsinterval (CI) = 69,8-78,4%) en 77,5 procent bij digitale grootbeeldmammografie (427/551, 95% BI = 74,0 - 81,0%).

De onderzoekers stellen vast dat significant meer intervalkankers daadwerkelijk negatief waren bij een eerdere digitale grootbeeldmammografie dan bij eerdere analoge filmmammografie (65,3 procent (81/124) versus 47,1 procent (49/104), p = 0.02). Bij intervalkankers werden na analoge filmmammografie of digitale grootbeeldmammografie geen significante verschillen waargenomen wat betreft de borstdichtheid of mammografische afwijkingen op een eerdere beeldopname, tumorgrootte, lymfeklierstatus, receptorstatus, de Nottingham-tumorgraad of chirurgische behandeling (mastectomie versus borstsparende therapie).

Hogere detectiegraad
De onderzoekers concluderen dat digitale grootbeeldmammografie een significant hogere detectiegraad (selectiviteit) van kanker heeft, maar dat de sensitiviteit tussen analoge en digitale mammografieën vergelijkbaar is. Verder hebben intervalkankers meer kans om aangemerkt te worden als ‘echt negatief' tijdens een eerdere digitale mammografie dan bij een eerdere analoge opname bij vergelijkbare tumorkenmerken en aard van de chirurgische behandeling.

Gerelateerd nieuws

Invloed 70-genenprofiel op gebruik chemotherapie bij vroege borstkanker

Het gebruik van chemotherapie is bij patiënten met vroeg stadium hormoonreceptorgevoelige borstkanker tussen 2013 - 2016 aanzienlijk gedaald, terwijl de inzet van genexpressieprofielen toenam. Dat blijkt uit een studie van Julia van Steenhoven (Diakonessenhuis, UMCU) en collega’s. De daling in chemotherapie trad op in een periode dat er geen wijziging plaatsvond in de landelijke richtlijn Borstkanker (2012). In internationale richtlijnen werd echter al voorzichtig geadviseerd om minder chemotherapie te geven aan geselecteerde patiënten (ER+/HER2-). Deze studie weerspiegelt de toenemende terughoudendheid tot het geven van aanvullende chemotherapie aan geselecteerde patiënten met een vroeg stadium van borstkanker. 

lees verder

Evaluatie gebruik en impact genprofieltest bij vroege borstkanker in Nederland

De genprofieltest wordt in Nederland zowel binnen als buiten de kaders van de richtlijn Mammacarcinoom ingezet. Dat concluderen Kay Schreuder (IKNL, UTwente) en collega’s aan de hand van onderzoek met data uit de Nederlandse Kankerregistratie. In alle klinische risicocategorieën werd een meerderheid van de patiënten ingedeeld in een genomisch laag of intermediair risicoprofiel en was de naleving van het resultaat van de genprofieltest hoog. In geval van een discrepantie tussen het genomisch en klinisch risico, werden de patiënten behandeld in overeenstemming met de uitslag van de test. De onderzoekers signaleren dat het gebruik van de genprofieltest heeft geleid tot een afname van het gebruik van chemotherapieën.

lees verder