Kanker in Nederland: sociaaleconomische verschillen
Deel I: verschillen vóór en rondom diagnoseMensen met een laag inkomen leven gemiddeld 8 jaar korter en ervaren 21 jaar eerder een minder goede gezondheid dan mensen met een hoger inkomen.* Daarnaast hebben zij vaker last van chronische ziektes, zoals diabetes type 2, COPD en depressie. Hoe zit dit voor kanker? Dat brengt Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) met een drieluik in beeld.
In dit eerste deel van het drieluik gaan we in op de fase vóór en rondom de diagnose kanker. We laten zien hoe inkomen samenhangt met het aantal mensen dat te horen heeft gekregen dat ze kanker hebben (diagnoses). Ook geven we inzicht in het verband tussen inkomen en hoe ver de kanker gevorderd is bij diagnose (stadium). Daarnaast beschrijven we mogelijke verklaringen voor wat we zien. In het tweede en derde deel van het drieluik die later verschijnen, gaan we in op onder andere de behandeling en kwaliteit van leven. Met dit drieluik vragen we aandacht voor de verschillen en roepen we overheden en andere partijen op om de kansen te pakken die we signaleren voor het verkleinen van die verschillen.
* StatLine - Gezonde levensverwachting; inkomen en welvaart (cbs.nl). Mannen in de laagste 20% inkomensgroep leven 8,8 jaar korter dan mannen in de hoogste 20% inkomensgroep, bij vrouwen is dat verschil 7,1 jaar. De levensverwachting in goed ervaren gezondheid bij mannen in de laagste 20% inkomensgroep is 20,8 jaar korter dan in de hoogste 20% inkomensgroep. Bij vrouwen is dat verschil 21,7 jaar.
Wat is SES?
Sociaaleconomische status (SES) omvat iemands maatschappelijke positie. Het bepaalt voor een belangrijk deel de gezondheid en hangt onder meer samen met iemands levensverwachting in goede gezondheid. Hoe hoger de SES, hoe langer ook de levensverwachting in goede gezondheid. Als maat voor SES worden doorgaans de indicatoren inkomen en/of opleidingsniveau gebruikt. In deze publicatie komen beide SES-indicatoren aan bod, waarbij de precieze definitie en weergave kunnen verschillen. Cijfers over bijvoorbeeld hoeveel mensen te horen hebben gekregen dat ze kanker hebben (diagnose) komen uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR), waarbij pathologie-gegevens van Palga een belangrijke bron zijn. De diagnoses en het stadium bij diagnose zijn weergegeven naar inkomen op basis van inkomensgegevens van het CBS. Daarbij is inkomen gedefinieerd als het mediaan besteedbaar huishoudinkomen per postcodegebied, na correctie voor de grootte en de samenstelling van het huishouden. Deze inkomensgegevens zijn vervolgens gegroepeerd in drie of negen categorieën, gerangschikt van laag naar hoog inkomen.
Samenvatting
Veel vormen van kanker komen vaker voor bij lage inkomensgroepen (zoals longkanker), terwijl een aantal andere juist vaker voorkomen in de hoge inkomensgroepen (zoals huidkanker). Voor de meeste kankersoorten zien we geen verschil in het stadium (dus hoe ver de kanker gevorderd is) bij diagnose tussen hoge en lage inkomensgroepen. Daar waar wel verschillen worden gevonden (zoals bij borstkanker) hebben patiënten uit de hogere inkomensgroepen over het algemeen een gunstiger stadium bij diagnose dan patiënten uit de lagere inkomensgroepen.
Er zijn diverse risicofactoren die de kans op het krijgen van kanker kunnen vergroten. We zien dat mensen met een lager inkomen en/of een lagere opleiding vaker roken, minder bewegen en vaker overgewicht hebben. Dat verhoogt het risico op kanker. Mensen met een hoger inkomen nuttigen vaker alcohol. Ook dat verhoogt het risico op een aantal soorten kanker. Mensen met een hoger inkomen nemen verder vaker deel aan bevolkingsonderzoeken en aan het HPV-vaccinatieprogramma. Dat kan de kans op kanker verlagen.
Het voorkomen van kanker is beter dan het genezen ervan. Het is daarom noodzakelijk dat overheden en organisaties binnen en buiten de kankerzorg (oncologie), nog meer inzetten op het verkleinen van gezondheidsverschillen en op preventie, onder andere door middel van het meenemen van het thema gezondheid in ál het beleid ( 'health in all policies') en door uitvoering van de doelen in de Nederlandse Kankeragenda van het Nederlands Kanker Collectief (NKC).
Het aantal mensen dat te horen krijgt kanker te hebben (diagnose) per jaar wordt ook wel kankerincidentie genoemd. De incidentie van kanker hebben we berekend per inkomenscategorie. In die analyses is rekening gehouden met verschillen in leeftijdsopbouw en met de verhouding mannen en vrouwen in de inkomenscategorieën. De cijfers tonen het aantal diagnoses per 100.000 persoonsjaren (= één jaar, geleefd door één persoon; gereviseerde Europese standaardpopulatie).
Klik hier voor meer informatie over de berekening van de incidentie.
Alle kankersoorten samen
Als we kijken naar alle vormen van kanker samen, dan komt kanker iets vaker voor bij lagere inkomensgroepen. Dit patroon is vergelijkbaar voor mannen en vrouwen. Wanneer we inzoomen op de verschillende kankersoorten zien we grotere verschillen.
Kankersoorten die vaker voorkomen bij laag inkomen
Veel vormen van kanker komen vaker voor bij mensen met een laag inkomen. Hieronder hebben we ze uitgesplitst naar vrouwen en mannen.
> Selecteer een tumorsoort, klik op de grafiek voor meer informatie over betreffende tumorsoort
Kankersoorten die vaker voorkomen bij hoog inkomen
Een aantal kankersoorten komt vaker voor bij mensen met hoge inkomens. Hieronder hebben we ze weer uitgesplitst voor vrouwen en mannen.
> Selecteer een tumorsoort, klik op de grafiek voor meer informatie over betreffende tumorsoort
Kankersoorten die even vaak voorkomen in de verschillende inkomensgroepen
Een aantal kankersoorten komt ongeveer even vaak voor in de verschillende inkomensgroepen.
Bij vrouwen gaat het om alvleesklierkanker, eierstokkanker en eileiderkanker, endeldarmkanker, alle hematologische kankers tezamen, hersentumoren, plasmaceltumoren en schildklierkanker.
Bij mannen komen de volgende kankersoorten even vaak voor in de verschillende inkomenscategorieën: dikkedarmkanker, endeldarmkanker, alle hematologische kankers tezamen en nierkanker.
Overige kankersoorten
Voor een aantal kankersoorten is er geen duidelijk patroon te ontdekken in het aantal diagnoses bij de verschillende inkomensgroepen. Dit zijn vaak kankersoorten die relatief zeldzaam zijn.
Bij vrouwen gaat het om anuskanker, asbestkanker (longvlieskanker ofwel mesothelioom) en slokdarmkanker.
Bij mannen gaat het om anuskanker, asbestkanker (longvlieskanker ofwel mesothelioom), borstkanker, galblaas- en galwegkanker, plasmaceltumoren en schildklierkanker.
Het stadium bij kanker geeft aan hoe ver de ziekte zich in het lichaam heeft uitgebreid. Voor de meeste solide tumoren (tumoren die in organen of in weefsel ontstaan) wordt hiervoor het TNM-stadium gebruikt. Het TNM-stadium geeft belangrijke informatie over de kans op overleving. Daarnaast bepaalt het ook voor welke behandeling de patiënt in aanmerking komt. Stadium I is het meest gunstige stadium en stadium IV het meest ongunstige.
Bij het grootste deel van de kankersoorten zien we geen duidelijke verschillen in stadium bij diagnose tussen de inkomensgroepen. Bij baarmoederhalskanker, borstkanker, endeldarmkanker, melanoom (huidkanker) en prostaatkanker zien we echter wel verschillen. Daar waar verschillen worden gevonden hebben patiënten uit de hogere inkomensgroepen een gunstiger stadium bij diagnose in vergelijking met de patiënten uit de lagere inkomensgroepen.
Hiervoor zijn meerdere mogelijke verklaringen. Zo kan een verschil in deelname aan bevolkingsonderzoeken een rol spelen, net als verschillen in gezondheidsvaardigheden (zoals het begrijpen van medische informatie) en verschillen in zorggebruik en toegang tot zorg.
>> klik in de figuur hieronder op de pijl voor de stadiumverdeling bij diagnose voor baarmoederhalskanker (1), borstkanker (2), endeldarmkanker (3), melanoom (huidkanker) (4) en prostaatkanker (5)
Meestal is er niet één oorzaak van kanker, maar spelen meer factoren een rol. De nu bekende risicofactoren zijn te groeperen naar roken, alcoholgebruik, bewegen en overgewicht. Daarnaast kan een schadelijke (werk)omgeving een factor zijn, net als te veel blootstelling aan uv-straling en erfelijkheid. Ook het niet deelnemen aan bevolkingsonderzoeken en HPV-vaccinatieprogramma’s speelt een rol in het risico op kanker. Hierover meer in het volgende deel. Van sommige kankersoorten zijn de risicofactoren (nog) niet duidelijk.
Belangrijk om in het achterhoofd te houden is dat we niet weten waardoor iemand precies kanker heeft gekregen. Een aantal risicofactoren is bekend, maar het is nooit op individueel niveau te bepalen wat de bijdrage is geweest van de risicofactoren. Daarbij is het ook van belang te beseffen dat het aantal nieuwe diagnoses vaak een weerspiegeling is van blootstelling aan bepaalde risicofactoren grofweg 10 tot 20 jaar geleden.
>> klik in de figuur hieronder op de pijl voor grafieken over de risicofactoren roken (1), alcoholgebruik (2), bewegen (3), overgewicht (4)
Lees ook:
- Trimbos: Effecten van tabaksontmoedigende beleidsmaatregelen onder rokers met een lage sociaal economische status
- RIVM: Belemmeringen en drijfveren voor sport en bewegen bij ondervertegenwoordigde groepen
- TNO: Bijdragen van leefstijl, leefomgeving, infecties en reproductieve factoren aan kanker in Nederland
- Landenprofiel voor Kanker: Nederland 2023
Met deelname aan bevolkingsonderzoek kan kanker eerder worden opgespoord (borstkanker) of zelfs in een voorstadium worden gevonden, nog voordat het kanker is (darmkanker en baarmoederhalskanker). Deelname aan bevolkingsonderzoek naar kanker is lager bij groepen met een lage SES. Mogelijke verklaringen hiervoor zijn minder kennis van kanker en van het bewezen effect van bevolkingsonderzoek, zorgkosten bij een positieve uitslag (waarbij kanker of een voorstadium ervan is opgespoord), beperkte gezondheidsvaardigheden, taalproblemen, analfabetisme en stress.
Het humaan papilloma virus (HPV) is een besmettelijk virus dat bepaalde vormen van kanker kan veroorzaken, zoals baarmoederhalskanker. HPV-vaccinatie verkleint de kans op een HPV-infectie en daarmee ook de kans op het ontwikkelen van kankersoorten gerelateerd aan HPV. HPV-vaccinatie is sinds 2010 opgenomen in het rijksvaccinatieprogramma. Deelname is hoger bij een hogere SES. De effecten van vaccinatie op het aantal kankerdiagnoses worden in het komend decennium zichtbaar.
>> klik in de figuur hieronder op de pijl voor informatie over deelname aan bevolkingsonderzoek darmkanker (1), borstkanker (2), baarmoederhalskanker (3) en deelnamegraad HPV-vaccinatie (4)
Conclusie
❯ WAT WE ZIEN
- Veel vormen van kanker komen vaker voor bij lage inkomensgroepen.
- Bij sommige vormen van kanker is het stadium bij diagnose minder gunstig bij lage inkomensgroepen.
- Mensen met een lagere SES nemen minder vaak deel aan bevolkingsonderzoeken en aan het HPV-vaccinatieprogramma.
❯ WAT WE WETEN
- Eén van de risicofactoren voor het krijgen van kanker is een ongezonde leefstijl.
- Mensen met een hoge SES hebben in het algemeen een gezondere leefstijl.
- Randvoorwaarden voor het leiden van een gezond leven zijn gezondheidsvaardigheden, een gezonde leefomgeving, bestaanszekerheid en andere factoren zoals sociaal kapitaal (bijvoorbeeld support uit je omgeving).
Dit is geen uitputtend overzicht. Deze kennis is afkomstig van vele partijen en organisaties zoals CBS, RIVM, KWF, TNO, GGD-en, TRIMBOS, PHAROS en WHO.
Aanbevelingen
❯ WAT KUNNEN WE DOEN?
Het is nodig om op verschillende niveaus de impact van kanker te verminderen door te voorkomen dat iemand kanker krijgt. Wie kan daarvoor welke acties ondernemen?
- Bevolking | voor zover mogelijk een gezonde leefstijl hanteren en deelnemen aan bevolkingsonderzoeken en HPV-vaccinatieprogramma's. Zie hier wat te doen om de kans op kanker te verkleinen.
- Overheden | investeren in beleid en initiatieven op meer gebieden dan alleen die van het ministerie van VWS ten behoeve van het verkleinen van gezondheidsverschillen. Gezondheid in al het beleid meenemen en goed afstemmen over de diverse ministeries en departementen (‘Health in all Policies’).
- Partners en professionals in het oncologisch veld | in gezamenlijkheid uitvoering geven aan de doelen van de Nederlandse Kankeragenda. In het bijzonder aandacht schenken aan gezondheidsverschillen ten aanzien van leefstijl en deelname aan risicogerichte bevolkingsonderzoeken en vaccinatieprogramma’s. Zorgprofessionals en organisaties binnen de oncologie dienen rekening te houden met gezondheidsvaardigheden, door onder andere het gebruiken van begrijpelijke taal en door persoonsgericht te werken.
Tot slot hopen wij met deze data extra input te leveren aan de vele (partner- en zorg-)organisaties die zich inzetten voor een gezonde bevolking en het verkleinen van gezondheidsverschillen.