Prostaatkanker in Nederland

Een overzicht op basis van de Nederlandse Kankerregistratie (1989 tot en met 2020)

Elk jaar krijgen ruim 12.000 mannen in Nederland de diagnose prostaatkanker. Het is meestal goed te behandelen. Driekwart van de patiënten met laag-risico prostaatkanker wordt actief gevolgd, een curatieve behandeling wordt pas gestart als er ziekteprogressie optreedt. In 2019 werden ruim 2.500 patiënten geopereerd aan prostaatkanker. De meest voorkomende complicaties van een operatie zijn incontinentie en erectiestoornissen. 

Bij 1 op de 5 patiënten is de prostaatkanker bij diagnose al uitgezaaid, dat zijn circa 2.400 mannen per jaar. Deze patiënten worden meestal behandeld met hormoontherapie of chemohormonale therapie. Voor deze patiënten met uitzaaiingen bij diagnose geldt een mediane overleving van 39 maanden. Bekijk hieronder meer cijfers uit de Nederlandse Kankerregistratie

Incidentie en stadiumverdeling

In de afgelopen vijf jaar kregen jaarlijks ruim 12.000 mannen in Nederland, voor het eerst de diagnose prostaatkanker. Daarmee is prostaatkanker de meest voorkomende vorm van kanker onder mannen. Een groot deel van de patiënten heeft bij diagnose lokaal beperkte ziekte (prostaatkanker beperkt tot de prostaat). Maar, bij twee op de vijf van de patiënten is er bij diagnose al sprake van lokaal uitgebreide of uitgezaaide ziekte.

Leeftijdsverdeling

Prostaatkanker komt voor bij mannen vanaf ongeveer 45-jarige leeftijd, maar dit is zeldzaam. Slechts 9% van de patiënten is jonger dan 60 jaar. Driekwart van de patiënten is bij diagnose tussen de 60 en 80 jaar. De gemiddelde leeftijd bij diagnose is 70 jaar.

Van patiënten met uitzaaiingen bij diagnose is circa 30% jonger dan 70 jaar, dat zijn rond de 800 patiënten per jaar.

Trend over de tijd in de incidentie van prostaatkanker

Het aantal nieuwe patiënten (incidentie) met prostaatkanker is gestegen van ruim 4.000 begin jaren 90 tot ruim 13.000 in 2019. Om een trend in de tijd te kunnen volgen, wordt incidentie weergegeven als het aantal nieuwe patiënten per 100.000 personen per jaar, gestandaardiseerd naar leeftijd. Daarbij is rekening gehouden met de veranderde leeftijdsopbouw van de Nederlandse bevolking in de afgelopen decennia (meer ouderen en de ouderen worden steeds ouder) door de incidentie te standaardiseren naar de Europese standaardbevolking. 

De incidentiestijging begin jaren 90 is waarschijnlijk het gevolg van toegenomen aandacht voor prostaatkanker en verbeterde kwaliteit van diagnostisch onderzoek. De toename vanaf 2000 wordt toegeschreven aan PSA-screening. Vanaf 2011 tot 2014 nam de incidentie van prostaatkanker weer af, waarschijnlijk door toenemende terughoudendheid in de inzet van PSA-testen. Het is mogelijk dat de cijfers in de toekomst weer veranderen door de introductie van nieuwe beeldvormingstechnieken zoals de prostaat MRI en PSMA PET/CT. Deze nieuwe beeldvormingstechnieken zullen mogelijk een effect hebben op het aantal nieuwe diagnoses. Daarnaast zal door de toegenomen accuraatheid van de diagnostiek door toepassing van de MRI en PSMA PET/CT, uitgebreide ziekte sneller worden gevonden, met impact op de (verdeling van) het ziektestadium. 



Over prostaatkanker:

De invloed van testosteron

In de jaren 40 van de vorige eeuw werd ontdekt dat onderdrukken van testosteron zorgt voor afname/remming van prostaatkanker. Hiermee werd de basis gelegd voor hormoontherapie zoals we die nu kennen. Sinds de jaren 40 is veel onderzoek gedaan naar de relatie tussen testosteron en prostaatkanker. De effectiviteit van hormoontherapie is bevestigd, maar de manier waarop testosteron de ontwikkeling van prostaatkanker beïnvloedt is nog onduidelijk.

Toename van de leeftijd verhoogt risico 

Met het toenemen van de leeftijd neemt het risico op prostaatkanker toe. Bovendien worden oudere patiënten vaker gediagnosticeerd met meer uitgebreide ziekte of een ongunstiger risicoprofiel. Het relatief laat raadplegen van de huisarts en minder snelle doorverwijzing zijn mogelijke verklaringen. Verder komen oudere patiënten mogelijk minder vaak bij de huisarts met het verzoek hun PSA-waarde te laten testen. 

Erfelijke factoren

Ook etnische en genetische factoren zijn van invloed op de ontwikkeling van prostaatkanker. Zo komt prostaatkanker vaker voor bij mannen met een Afrikaanse herkomst. Bovendien is het verloop van de ziekte vaak agressiever in deze bevolkingsgroep. Daarnaast zijn er families waarin prostaatkanker relatief vaak en/of op jonge leeftijd (< 55 jaar) voorkomt. Tenslotte zijn leefstijl- en omgevingsfactoren waarschijnlijk van invloed. Maar, over de interactie tussen erfelijke en omgevingsfactoren is nog veel onbekend.

Anatomie van de prostaat


De prostaat ligt onder de blaas en omgeeft de plasbuis. Het orgaan bestaat grotendeels uit klierweefsel dat prostaatvocht produceert. Met het toenemen van de leeftijd neemt het volume van de prostaat doorgaans toe, dit staat bekend als benigne prostaat hyperplasie (goedaardige vergroting van de prostaat). Het weefsel dat in volume toeneemt ligt direct rond de plasbuis. Prostaatkanker ontstaat daarentegen meestal vanuit het klierweefsel in de achterzijde van de prostaat dat vlakbij de endeldarm ligt. Door deze locatie geeft prostaatkanker vaak pas laat symptomen veroorzaakt door lokale uitbreiding (zoals bloed in de urine door doorgroei in de blaas) of uitzaaiingen (rugpijn ten gevolge van botuitzaaiingen). Ook plasklachten, zoals vaak (‘s nachts) moeten plassen en een slappe straal, kunnen duiden op prostaatkanker maar worden veel vaker veroorzaakt door benigne prostaat hyperplasie.



De diagnose stellen

De diagnose prostaatkanker wordt meestal gesteld op basis van een aantal onderzoeken:

  • PSA – prostaat specifiek antigeen – is een eiwit dat door de prostaat wordt gemaakt en in het bloed gemeten kan worden. Een verhoogde PSA-waarde kan duiden op prostaatkanker.
  • Bij rectaal onderzoek (rectaal toucher) kan de prostaat worden gevoeld. Afwijkende bevindingen, zoals een verharding van de prostaat, zijn verdacht voor prostaatkanker.
  • Vervolgens wordt doorgaans een MRI-scan van de prostaat gemaakt. Hierbij wordt gekeken naar verdachte afwijkingen die duiden op prostaatkanker.
  • Door middel van een biopt wordt de diagnose definitief gesteld. Bij dit onderzoek worden stukjes prostaatweefsel verwijderd met dunne naalden en door de patholoog onder de microscoop onderzocht. Verdachte afwijkingen te zien op de MRI-scan kunnen gericht worden aangeprikt. 

Stadiumverdeling

Op basis van de bij 'De diagnose stellen' genoemde onderzoeken wordt de uitbreiding van de tumor en het risicoprofiel bepaald:

Risicoprofiel = TNM-indeling* + Gleason-score** + PSA-waarde
* TumorNodes (lymfklieren) Metastasen (uitzaaiingen); ** agressiviteit van de tumor

T1 (35%): de tumor is beperkt tot de prostaat en niet voelbaar bij rectaal onderzoek
T2 (35%): de tumor is beperkt tot de prostaat en wel voelbaar bij rectaal onderzoek
T3 (22%): de tumor groeit door het kapsel heen en eventueel ook in de zaadblaasjes
T4: (4%): de tumor is in andere organen gegroeid


In aanvulling op het T-stadium wordt uitbreiding van prostaatkanker bepaald op basis van het N-stadium (lymfklieren) en M-stadium (uitzaaiingen). Lokaal beperkt prostaatkanker wordt verder onderverdeeld in risicogroepen op basis van de PSA-waarde en Gleason-score



Behandeling 

Behandeling per stadium en risicoprofiel

  • Het stadium en risicoprofiel zijn van invloed op de behandelmogelijkheden. Daarnaast spelen ook de conditie van de patiënt, andere aandoeningen en natuurlijk de voorkeur van de patiënt een belangrijk rol bij de behandelkeuze.  
  • Patiënten met lokaal beperkte prostaatkanker worden meestal chirurgisch (operatief verwijderen van de prostaat) of met bestraling behandeld. Daarnaast is actief volgen een mogelijkheid (zeker bij laagrisico prostaatkanker), actieve behandeling wordt pas gestart als er aanwijzingen zijn dat de tumor groeit. 
  • Bijna de helft van de patiënten met lokaal uitgebreide prostaatkanker (T3-T4) wordt behandeld met een combinatie van bestraling en hormoontherapie. De tweede meest voorkomende behandeling in deze groep is chirurgische behandeling
  • Als er sprake is van uitgezaaide prostaatkanker is genezing niet meer mogelijk. De behandeling, bijna altijd hormoontherapie of een combinatie van hormoon- en chemo- en/of radiotherapie, is gericht op het remmen van ziekteprogressie en het voorkomen of verminderen van klachten. Combinatietherapieën zijn in de afgelopen jaren geïntroduceerd. Hoewel deze behandelingen een gunstig effect hebben op de levensverwachting kunnen patiënten wel meer bijwerkingen ervaren. 

figuur: Behandeling van patiënten met prostaatkanker (%) per stadium en risicoprofiel:


* geen actieve therapie omvat zowel actief volgens als een afwachtend beleid



Overleving

Als benadering voor ziekte-specifieke overleving wordt de relatieve overleving weergegeven. Dit is het percentage patiënten dat na een bepaalde periode nog in leven is, gecorrigeerd voor de verwachte sterfte (gebaseerd op de Nederlandse populatie, rekening gehouden met geslacht, leeftijd en kalenderjaar).

Sinds 1989 is de overleving van patiënten met prostaatkanker toegenomen. Deels is dit het gevolg van verbeterde behandeling. Maar ook vroege detectie door toegenomen aandacht voor prostaatkanker en PSA-screening speelt een belangrijke rol. Daardoor wordt lokaal beperkte prostaatkanker vaker gevonden. 

Overleving naar stadium en risicogroep

De relatieve 5-jaarsoverleving verschilt per stadium en risicogroep. De overgrote meerderheid van patiënten met lokaal beperkte prostaatkanker is nog in leven na 5 jaar, in tegenstelling tot circa 40% van de patiënten met uitgezaaide ziekte. Binnen de groep patiënten met uitgezaaide ziekte zijn er echter grote verschillen. 

  • De overleving van patiënten met alleen niet-regionale lymfekliermetastasen is relatief gunstig (mediane overleving meer dan 55 maanden).
  • Bij botmetastases geldt een mediane overleving van 35-40 maanden.
  • Bij viscerale metastases, metastases in bijvoorbeeld de long of lever, geldt een mediane overleving van iets meer dan 20 maanden.


figuur: Relatieve overleving 1989-2019:



figuur: Relatieve 5-jaarsoverleving per stadium en risicogroep* (2015-2016):


* door correctie voor de verwachte sterfte kan de relatieve overleving boven de 100% uitkomen.

Vroege opsporing door een PSA-test

PSA-test

Testen van PSA-waarde, bij mannen die geen klachten hebben die wijzen op prostaatkanker, is bedoeld om eventueel aanwezige ziekte in een vroeg stadium te vinden en te kunnen behandelen om uiteindelijk de overleving te vergroten.

Overdiagnose

Maar door testen van het PSA neemt de kans op overdiagnose en overbehandeling toe. Dat wil zeggen dat mannen voor prostaatkanker behandeld worden (met het risico op complicaties), terwijl de ziekte het gehele leven onopgemerkt zou zijn gebleven. Om dit nadelige effect te beperken wordt een actief volgen beleid geadviseerd bij laag risico prostaatkanker.

Verhoogd risico

Het verrichten van een PSA-test is alleen raadzaam bij mannen met een verhoogd risico op prostaatkanker die goed geïnformeerd zijn over de voor- en nadelen. Bovendien wordt het onderzoek afgeraden als iemand een levensverwachting heeft van minder dan 10 jaar of niet fit genoeg is om behandeling te ondergaan, gezien het onwaarschijnlijk is dat vroege opsporing dan enig overlevingsvoordeel biedt. De prostaatwijzer geeft een inschatting van de kans op het vinden van prostaatkanker en kan helpen bij de beslissing om het PSA wel of niet te laten testen. Daarnaast is meer informatie beschikbaar via thuisarts.nl


COVID-19 - impact op prostaatkanker

Afname aantal diagnoses

Sinds de eerste patiënt in Nederland zich met COVID-19 presenteerde in februari 2019 heeft de pandemie een grote impact gehad op de zorg in Nederland waaronder ook de zorg voor niet-COVID-19 gerelateerde ziekten zoals prostaatkanker. Met behulp van data uit de NKR hebben we de impact van COVID-19 op de prostaatkankerzorg geëvalueerd. In de periode van maart t/m mei werd een duidelijk afname (17% ten opzichte van voorgaande jaren) gezien in het aantal mannen dat gediagnosticeerd werd met prostaatkanker. Aan het einde van 2020 herstelde het aantal diagnoses, grotendeels tot circa 95%, vergeleken met het aantal diagnoses in de jaren 2018-2019. Bekijk de grafiek over het aantal prostaatkankerdiagnoses tijdens de covid-19-pandemie in de maandelijkse update.


Afname aantal diagnoses per leeftijds- en risicogroep

De daling in het aantal diagnoses die werd gezien in de periode maart-mei 2020 betrof relatief vooral mannen van 80 jaar en ouder en patiënten met laag risico prostaatkanker. 




Effect van de COVID-19-uitbraak op behandeling van prostaatkanker waren beperkt en tijdelijke van aard. Een voorbeeld hiervan is dat kort na de uitbraak, in vergelijking met voorgaande jaren, een wat groter deel van de patiënten met laag/matig risico prostaatkanker geopereerd werd terwijl een kleiner deel van de patiënten actief gevolgd werd. Alle veranderingen in behandeling waren in lijn met aanbevelingen vanuit de beroepsgroepen, om zorg te prioriteren en risico’s voor patienten zoveel mogelijk te beperken. Hoewel verlate diagnoses mogelijk kunnen leiden tot een minder gunstig stadium lijkt de impact vooralsnog beperkt.