Radiotherapie bij borstkanker

Meer aandacht voor bijwerkingen in studies en landelijke protocollen

Door toenemende incidentie en prevalentie zullen de komende jaren veel patiënten bijwerkingen van behandelingen ervaren. Corina van den Hurk, betrokken bij de Multinational Association of Supportive Care in Cancer (MASCC), bundelde met een groep onderzoekers alle internationale kennis over radiatiedermatitis. ‘In het monitoren, onderzoeken en centraal delen van kennis van bijwerkingen in real-world data is nog veel te winnen.'

Radiatiedermatitis (RD) is een huidaandoening die ook voorkomt na radiotherapie bij borstkanker. Hoe vaak het voorkomt en in welke gradatie wordt in Nederland niet geregistreerd. Van den Hurk: ‘Uit de literatuurstudies die we deden wordt geschat dat zo’n 20 tot 30 procent van de patiënten te maken krijgt met deze bijwerking. Van radiotherapeuten in Nederland hoor ik dat het aantal patiënten met deze bijwerking afneemt, omdat de dosering en frequentie van radiotherapie is verminderd.’

Om inzicht te krijgen in welke interventies wereldwijd worden toegepast voor de preventie en/of behandeling van RD en hoe effectief die zijn, nam de MASCC 51 trials van de afgelopen decennia onder de loep. Dat leidde tot elf wetenschappelijke publicaties, die steeds een specifieke interventie bestuderen. Zo concludeerden de onderzoekers dat deodorant geen invloed had op de mate van RD, er een preventieve werking uitgaat bij het gebruik van Mepitel Film, topical corticosteroiden, photobiomodulatie therapie en Biafine. Ook StrataXRT-gel kan helpen om klachten te verminderen, hoewel dat nog nader onderzoek vraagt.

In Nederland is in 2018 een richtlijn opgesteld voor de werkwijze bij acute huidreacties na radiotherapie. 

Kennishiaat bij bijwerkingen

Van den Hurk en haar collega’s zagen dat er weliswaar 51 trials waren, maar dat er geen eenduidige aanpak is voor de implementatie van studieresultaten in de dagelijkse praktijk. Van den Hurk: ‘Hier gaat het om bijwerkingen bij radiotherapie, maar het is iets dat in de hele breedte van oncologische behandelingen speelt. Elk Nederlands ziekenhuis maakt eigen protocollen, zowel voor preventie (bijvoorbeeld de inzet van anti-emetica), maar ook voor bijwerkingenmanagement. En in welke mate die informatie lokaal geupdate wordt volgens de laatste inzichten, is niet bekend.' 

Van den Hurk ziet twee terreinen waar onderzoek aan kan bijdragen. Allereerst is dat monitoring in de real world: weten bij welke patiënten bijwerkingen optreden en wat de impact daarvan is op de kwaliteit van leven. Dit is bij de inzet van geneesmiddelen waardevolle informatie in de spreekkamer. Een voorbeeld hiervan is het Promote Pro-Lung project bij longkanker. Ten tweede is dat evaluatie: weten welke interventies in welke mate effect hebben. Een derde punt voor verbetering is het centraal opstellen van bijwerkingenprotocollen, zowel voor preventie als voor management. 

Subsidieaanvragen

IKNL heeft voor de monitoring van bijwerkingen bij borstkanker subsidieaanvragen ingediend bij KWF. Bij die aanvragen is NABON ook betrokken.