Flashmob maakt inzet therapie dikkedarmkanker snel inzichtelijk

Hoe lang duurt het voordat een bewezen effectieve behandeling aangeboden wordt aan patiënten in de spreekkamer? Sietske van Nassau (UMC Utrecht) en collega’s doken in dat vraagstuk. Ze keken daarbij naar de toepassing van FOLFOXIRI-B, oftewel triple chemotherapie: een behandeling voor patiënten met uitgezaaide dikkedarmkanker. Conclusies trokken ze op basis van een flashmob studie, waarbij data in een korte tijd (‘flash’) verzameld, geanalyseerd en geduid wordt door een grotere groep betrokken onderzoekers (‘mob’). De studie werd gepubliceerd in JAMA network open.
 

In Nederland krijgen jaarlijks circa 12.000 mensen de diagnose darmkanker. Bij ongeveer 20 procent is de ziekte bij diagnose al ver gevorderd. In dat geval moet meestal worden gekozen voor een behandeling die gericht is op verlenging van leven met behoud van kwaliteit van leven in plaats van genezing. In het onderzoek keken Van Nassau en collega’s naar kennis, houding en voorschrijfgedrag van specialisten betreffende FOLFOXIRI-B. Uit trials bleek eerder al dat dit middel enerzijds zorgt voor verlenging van leven, maar anderzijds meer bijwerkingen met zich meebrengt ten opzichte van de al langer beschikbare doublet chemotherapie. Bovendien moet de patiënt vaker het ziekenhuis bezoeken om deze behandeling toegediend te krijgen. De behandeling is opgenomen in de richtlijnen en heeft een positief advies van de NVMO. Van Nassau: ‘De relevantie van de studie beperkt zich niet tot deze behandeloptie. Adequate wetenschapsintegratie in de klinische praktijk is van belang om te waarborgen dat iedere patiënt in Nederland alle voor hem of haar beschikbare behandelopties krijgt aangeboden, zodat patiënt en arts, gebaseerd op de meest actuele data, samen kunnen beslissen welke behandeling voor de patiënt het beste is. Daarnaast laten we aan Nederland zien hoe we binnen de oncologische zorg samenwerken om van elkaar te leren en de zorg voor iedere patiënt te verbeteren.’

Data en interviews

De studie vond in de eerste week van maart plaats en bestond uit twee onderdelen. Vanuit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) en aanvullende EPD-data werd de behandelfrequentie van FOLFOXIRI-B in 1 week tijd in kaart gebracht. Daarbij werd gekeken naar twee periodes; 2015-2018 en november 2020 tot februari 2021. Tegelijkertijd vonden diezelfde week 101 interviews plaats met internist-oncologen uit 52 ziekenhuizen, waarbij onder andere werd gevraagd hoe deze medisch specialisten over de behandeling met FOLFOXIRI-B denken, wat ze over de gepubliceerde literatuur weten, en tot slot wat overwegingen in de praktijk zijn bij het wel of niet kiezen voor deze behandeling.

Toename gebruik, minder dan verwacht

Na analyse van de verkregen data concluderen de onderzoekers dat bijna 9 procent van de patiënten met uitgezaaide dikkedarmkanker tussen november 2020 en februari 2021 werd behandeld met FOLFOXIRI-B. In de periode 2015-2018 was dat nog maar 2,4 procent. 86 procent van de artsen bespreekt de behandeloptie met in aanmerking komende patiënten. Internist-oncoloog Bol (UMC Utrecht): ‘Het is positief om te zien dat deze relatief nieuwe behandeloptie in veel spreekkamers op tafel komt. Echter, het feit dat op dit moment 1 op de 7 in aanmerking komende patiënten, 13 procent, ook behandeld wordt met FOLFOXIRI-B is minder dan wat we als onderzoekers hadden verwacht op basis van de gepubliceerde literatuur.’

De door de medisch oncoloog verwachtte bijwerkingen blijken in de spreekkamer het vaakst de reden om af te zien van een behandeling met FOLFOXIRI-B. 55 procent van de internist-oncologen gaf in het interview aan regelmatig een voorkeur te uiten voor een minder intensieve therapie waarbij patiënten dat advies opvolgen. 44 procent van de artsen gaf tevens aan de ernst van de bijwerkingen van FOLFOXIRI-B initieel te hebben overschat. Van Nassau: ‘Bij ongeneeslijke dikkedarmkanker is de behandelkeuze een complex proces, waarin zowel arts als patiënt een belangrijke rol spelen. De patiënt deelt zijn of haar wensen en afwegingen en de arts gebruikt diens kennis en ervaring om de patiënt van de juiste informatie te voorzien. Vervolgens komen zij idealiter samen tot een weloverwogen keuze. De informatie die de specialist verschaft is hierbij dus van invloed. Dat wordt onderschreven door onze resultaten.’ 

Samenwerking

Van Nassau en Bol: ‘Normaliter duurt het verzamelen van data voor een studie maanden en vaker nog jaren. Door intensieve samenwerking met (research) verpleegkundigen, medisch specialisten, coassistenten en vele partijen uit het hele land hebben we deze relevante onderzoeksvraag in één week tijd kunnen beantwoorden. Dat was een zeer uitdagend maar ook enthousiasmerend project.’ Bij de studie werd samengewerkt met de DCCG, Dutch Oncology Research Platform (DORP), IKNL, Prospectief Landelijk Cohort CRC (PLCRC), de darmkankeraudit DICA-DCRA, Stichting Darmkanker en patiëntenplatform Kanker.nl. 
 

Gerelateerd nieuws

Geen praktijkvariatie meer bij CRS-HIPEC-behandeling darmkanker

Er lijkt geen praktijkvariatie te zijn bij CRS-HIPEC Darmkankerpatiënten met beperkte uitzaaiingen in het buikvlies kunnen sinds twee decennia behandeld worden met chirurgie, gecombineerd met HIPEC (CRS-HIPEC). Waar enkele jaren geleden nog sprake was van praktijkvariatie, lijkt deze sinds 2016 verdwenen. Dat blijkt uit een studie van Roos van der Ven (IKNL) en collega’s, gepubliceerd in Annals of Surgical Oncology. lees verder

Proefschrift: inzicht in behandelpatronen en nieuwe follow-up methoden bij darmkanker

Proefschrift Hidde Swartjes Hoe kan de follow-up voor darmkanker in de toekomst worden ingericht? In zijn proefschrift brengt Hidde Swartjes (Radboudumc) epidemiologische trends in kaart en kijkt hij naar nieuwe methoden om de follow-up te organiseren. Swartjes promoveert op 28 maart. lees verder