Deelname bevolkingsonderzoek leidt tot daling gevorderd stadium borstkanker
Borsttumoren die gevonden worden tijdens het bevolkingsonderzoek naar borstkanker hebben, onafhankelijk van de gehanteerde definitie voor gevorderde borstkanker, minder vaak een gevorderd stadium. Dat blijkt uit een studie van Linda de Munck (IKNL) en collega’s. Impliciet geeft deze uitkomst een indicatie dat vroege opsporing leidt tot een verschuiving van het tumorstadium en daarmee ook vermindering van de behandelgerelateerde last en sterfte door borstkanker.
Het doel van deze studie was het percentage borstkankers met gevorderd stadium te bepalen die gedetecteerd zijn tijdens een stabiel draaiend screeningsprogramma, waarbij verschillende definities voor ‘gevorderde borstkanker’ zijn gehanteerd.
Studieopzet
De onderzoekers selecteerden data van vrouwen in de leeftijd van 49 tot 74 jaar die tussen 2006 en 2015 werden gediagnosticeerd met borstkanker. Deze data waren afkomstig uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) en werden gekoppeld aan gegevens van het bevolkingsonderzoek naar borstkanker. De borsttumoren werden geclassificeerd als gedetecteerd via screening (mammografie), intervaltumoren of niet-gescreend.
Voor het maken van de vergelijkingen hanteerden de onderzoekers drie definities voor gevorderde borstkanker: TNM-stadium III of IV, lymfeklierstadium N+ en/of metastasen M+, of? omvang van de invasieve tumor (15 mm of groter). Bij het analyseren van de gegevens werd gecorrigeerd voor overdiagnose, waarbij werd aangenomen dat het aandeel overdiagnoses op 10% lag. Vervolgens werd bij het uitvoeren van de gevoeligheidsanalyses een variatie in overdiagnose tussen de 0% tot 30% aangehouden.
Resultaten
In totaal werden 46.734 borsttumoren geïncludeerd die gevonden waren via de screening, 17.362 intervaltumoren en 24.189 overige borsttumoren. Op basis van het TNM-stadium behoorde 4,9% van de tumoren die via screening waren gevonden tot het stadium ‘gevorderd’ ten opzichte van 19,4% van de intervaltumoren en 22,8% van de overige borsttumoren.
Het toepassen van de andere definities leidde tot hogere percentages gevorderde borstkanker. Afhankelijk van de gebruikte definitie was de kans dat intervaltumoren en overige tumoren een gevorderd stadium hadden bereikt, twee tot drie keer respectievelijk twee tot vijf keer zo groot. Zelfs wanneer in de analyses een overdiagnose van 30% werd aangehouden, bleven er significant hogere percentages van gevorderde borstkanker zichtbaar in de cohorten met intervalkanker en overige borsttumoren.
Conclusies en aanbevelingen
Linda de Munck en collega’s concluderen dat borsttumoren gediagnosticeerd via screening, onafhankelijk van de gehanteerde definitie voor gevorderde borstkanker, minder vaak een gevorderd stadium hebben. Deze uitkomst toont aan dat vroege detectie leidt tot stadiumverschuiving en daarmee ook bewijs van het potentieel ondersteunend effect van borstkankerscreening door middel van mammografieën op het verminderen van de behandelgerelateerde last en mortaliteit voor patiënten met borstkanker.
Een andere conclusie die uit deze studie kan worden getrokken, is dat de verschillen tussen andere studies op basis van het TNM-stadium, deels zijn toe te schrijven aan de gebruikte definitie voor ‘gevorderde borstkanker’. Deze studies concluderen veelal ook dat overdiagnose een rol speelt. Omdat het exacte percentage overdiagnose onbekend is, werd daarvoor in deze studie gecorrigeerd door 10% en 30% van de vroege tumorstadia als zodanig te oormerken. Ook na deze correctie bleef de conclusie hetzelfde dat borsttumoren gediagnosticeerd via screening minder vaak een gevorderd stadium hebben.
- Linda de Munck, Sabine Siesling, Jacques Fracheboud, Gerard J den Heeten, Mireille J M Broeders, Geertruida H de Bock. ‘Impact of mammographic screening and advanced cancer definition on the percentage of advanced-stage cancers in a steady-state breast screening programme in the Netherlands’. Br J Cancer. 2020 Jul 9.
- Meer informatie over deze publicatie is verkrijgbaar via bibliotheek@iknl.nl