Ziekte kanker leidt tot beperkte verbetering gezondheidsgedrag bij partners

De diagnose kanker leidt, tegen de verwachting in, nauwelijks tot gezonder gedrag bij partners van patiënten met kanker. Sterker nog, na het overlijden van de patiënt verslechtert het gezondheidsgedrag van partners zelfs. Dat blijkt uit onderzoek van Nicole Ezendam (IKNL) en collega’s. Partners van kankerpatiënten verbeteren hun gezondheidsgedrag alleen met betrekking tot minder alcoholgebruik. Daarmee wordt de hypothese dat de diagnose ‘kanker’ zou leiden tot een ruimer bewustzijn over de eigen gezondheid en (on)gezond gedrag en dat dit inzicht vervolgens bijdraagt aan een gezondere leefstijl, slechts gedeeltelijk ondersteund. De uitkomsten van deze studie suggereren dat er mogelijk ruimte is voor (betere) ondersteuning van partners en nabestaanden bij het verbeteren van hun gezondheidsgedrag.

De diagnose ‘kanker’ is een stressvolle ervaring in het leven van mensen, waarvan vaak wordt aangenomen dat deze gebeurtenis een positief effect heeft op verandering van de levensstijl van (ex-)patiënten met kanker. Mogelijk geldt dit ook voor hun partners? In deze studie is gekeken of de partners van kankerpatiënten (meer) veranderingen aanbrengen in hun gezondheidsgedrag in vergelijking met personen van wie de partner geen kanker heeft gekregen.

Opzet

De onderzoekers evalueerden gezondheidsgedrag van partners van kankerpatiënten met behulp van gegevens van de ‘Danish Diet, Cancer and Health study’. Met logistische regressieanalyses werden veranderingen in gezondheidsgedrag beoordeeld bij partners van patiënten (n= 672) in vergelijking met partners van personen zonder kanker (n= 5.534). Ook werd de samenhang in leefstijl beoordeeld binnen twee specifieke subgroepen, namelijk nabestaanden van kankerpatiënten en partners van patiënten die kanker hebben overleefd.
 

Uit de evaluaties komt naar voren dat bij partners van kankerpatiënten de kans groter is dat zij hun alcoholgebruik verminderen in vergelijking met partners van personen die kankervrij bleven. Deze bevinding kan vooral worden toegeschreven aan de groep nabestaanden. Bovendien was het bij nabestaanden waarschijnlijker dat hun ‘body mass index’ (BMI) daalde. In tegenstelling tot de vooraf door de onderzoekers geformuleerde hypothese, was bij nabestaanden de kans groter dat zij minder fruit gingen eten en meer suikerhoudende dranken consumeerden in vergelijking met partners van personen die kankervrij bleven. Over het algemeen hadden mannen de neiging hun fysieke activiteiten te verbeteren, terwijl vrouwen de neiging hadden minder fysieke activiteiten te zijn na de diagnose ‘kanker’ van hun partner.

Conclusies en nabeschouwing

Nicole Ezendam en collega’s concluderen dat er slechts beperkt bewijs is gevonden voor de hypothese dat de diagnose ‘kanker’ bijdraagt aan verbetering van een gezonde leefstijl bij partners van kankerpatiënten. De enige gedragsverandering die is waargenomen, lijkt zich te beperken tot lager alcoholgebruik bij partners. Een andere uitkomst is dat de kans dat partners hun leefstijl aanpassen verschilt naar gelang de patiënt na de diagnose bleef leven of stierf. Onder nabestaanden werd zelfs de neiging gesignaleerd tot verslechtering van het voedingspatroon na het overlijden van hun zieke partner.
 

Dit geeft aan dat stress bij mantelzorgers of verlies van een dierbare bij nabestaanden kan leiden tot verslechtering van het gezondheidsgedrag in plaats van verbetering. Mogelijk kan ondersteuning van rouwende personen bijdragen aan het voorkomen van verslechtering van het gezondheidsgedrag. Gelet op de verschillen tussen mannen en vrouwen met betrekking tot fysieke activiteit, kunnen interventies wellicht nuttig zijn om dit gedrag aan te passen. Aanvullend onderzoek is nodig om de effecten van eventuele gedragsinterventies bij zowel kankerpatiënten als hun partners te beoordelen.