Incidentie onbekende primaire tumoren gedaald; overleving blijft slecht

De incidentie van onbekende primaire tumoren is tussen 2000 en 2012 gedaald in Nederland. Dat blijkt uit een studie van Caroline Loef (IKNL) en collega’s met gegevens uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR). De gesignaleerde daling is zeer waarschijnlijk het gevolg van betere diagnostische technieken, waaronder introductie van tumormarkers, genexpressietechnieken, MRI en PET-CT. De overleving van deze patiënten bleef gedurende de onderzoeksperiode erg slecht; variërend van één maand voor onbehandelde tot circa zes maanden voor behandelde patiënten. De slechte overleving hangt mogelijk vooral samen met de leeftijd, fitheid van de patiënt bij diagnose en agressiviteit van de maligniteit. 

De aanduiding ‘onbekende primaire tumor’ wordt gebruikt bij gemetastaseerde kanker, waarvan de oorsprong niet is geïdentificeerd. Omdat de behandeling van kanker voornamelijk gebaseerd is op de oorsprong van de tumor, vormt de behandeling van patiënten met een onbekende primaire tumor een uitdaging. Het aantal meldingen over de incidentie, behandeling en overleving van onbekende primaire tumoren is beperkt. In deze studie worden gegevens gepresenteerd over patiënten met een onbekende primaire tumor in Nederland.

Opzet en resultaten

De onderzoekers selecteerden patiënten met de diagnose ‘onbekende primaire tumor’ uit de NKR die tussen 2000-2012 waren gediagnosticeerd en berekenden aan de hand hiervan de incidentiecijfers. Ook beoordeelden zij patiëntkenmerken, behandeling en overlevingspercentages. De voor leeftijd gestandaardiseerde percentages (ASR) van 'andere en niet-gespecificeerde' maligniteiten in Nederland werden vergeleken met die in andere Europese landen.

De ASR van primair onbekende tumoren, die door de IACR zijn ondergebracht onder de noemer 'andere en niet-gespecificeerde' maligniteiten, verschilde in Nederland niet van de gemiddelde, Europese ASR’s in de periode 2008-2012. In totaal werden 29.784 patiënten met een onbekende primaire tumor opgenomen in de NKR (2000-2012). De incidentie van primair onbekende tumoren daalde in deze periode van 14 per 100.000 persoonsjaren in 2000 (European Standard Rate; ESR) naar 7,0 in 2012. 

De meest voorkomende gemetastaseerde locaties waren lever, lymfeklieren, botten en longen met respectievelijk 42%, 22%, 16% en 14%. Ongeveer tweederde van de patiënten werd gediagnosticeerd met uitzaaiingen op één enkele locatie. Eenderde van de patiënten kreeg een behandeling; dit waren voornamelijk jongere patiënten. De totale mediane overleving voor alle patiënten was 1,7 maanden. De mediane overleving van onbehandelde patiënten was 1 maand en van behandelde patiënten 6,3 maanden.

Conclusies en nabeschouwing

Caroline Loef en collega’s concluderen dat de incidentie van onbekende primaire tumoren tussen 2000 en 2012 is gedaald in Nederland. Deze daling is zeer waarschijnlijk het gevolg van introductie van betere diagnostische technieken (PET-scan, (serologische) tumormarkers, immunohistochemische technieken, genexpressie, endoscopie, MRI en PET-CT). Circa tweederde van de patiënten kreeg geen enkele vorm van behandeling, terwijl jongere patiënten meer kans hadden op een behandeling dan ouderen. Er werd geen verbetering in de overleving waargenomen in de twaalf studiejaren tussen 2000 en 2012.

Mogelijk houden de overlevingsdata in deze studie geen verband met de behandeling, maar eerder met de leeftijd van de patiënt, de prestatiestatus op het moment van diagnose, de ernst van de ziekte of de oorsprong en agressiviteit van de maligniteit. In recente studies worden redelijke resultaten gerapporteerd met systemische behandeling, maar deze gegevens zijn volgens de onderzoekers moeilijk te interpreteren, omdat ze een breed scala aan patiënten en behandelingen beschrijven. 
 

  • Schroten-Loef C, Verhoeven RHA, de Hingh IHJT, van de Wouw AJ, van Laarhoven HWM, Lemmens VEPP.: ‘Unknown primary carcinoma in the Netherlands: decrease in incidence and survival times remain poor between 2000 and 2012.’ Eur J Cancer. 2018 Jul 19;101:77-86.
  • Meer informatie over deze publicatie is verkrijgbaar via bibliotheek@iknl.nl