Prognostische betekenis van geriatrisch assessments bij ouderen met NHL

Kwetsbaarheid ofwel ‘frailty’ (volgens de Groningen Frailty Indicator) en een laag hemoglobinegehalte blijken - naast de leeftijdsgecorrigeerde Internationale Prognostische Index - een extra voorspellende waarde te hebben bij het maken van een inschatting of oudere patiënten met een agressieve vorm van non-Hodgkin-lymfoom (NHL) vroegtijdig overlijden. Genoemde factoren inclusief ondervoeding (gemeten met de Mini Nutritional Assessment) bleken ook voorspellend voor het (moeten) stoppen met een behandeling. Dat zijn de uitkomsten van een onderzoek naar de prognostische betekenis van geriatrische assessments door Ab Aaldriks en collega’s.

Doel onderzoek
De Internationale Prognostische Index (IPI), een voor leeftijd gecorrigeerde index, is een belangrijke prognostische factor voor patiënten met non-Hodgkin-lymfoom. In deze studie onderzochten Ab Aaldriks en collega’s of een geriatrisch assessment een toegevoegde, prognostische waarde heeft voor deze patiënten. In deze prospectieve cohortstudie werd nagegaan wat het effect is van geriatrisch assessment vóór aanvang van de chemotherapie bij 44 patiënten met non-Hodgkin-lymfoom in de leeftijd van 70 jaar of ouder die een R-CHOP-behandeling ondergingen.

Geriatrische assessments
Het geriatrisch assessment bestond uit de Mini Nutritional Assessment (MNA), Groningen Frailty Indicator (GFI), Informant Questionnaire on Cognitive Decline in the Elderly (IQCODE) en Mini Mental State Examination (MMSE). Ook werden de laboratoriumwaarden voor albumine, creatinine, lactaat-dehydrogenase (LDH) en hemoglobine gemeten. Vervolgens werden multivariate analyses uitgevoerd met behulp van logistische regressie en Cox-regressie.

Abnormale scores voor de Mini Nutritional Assessment & Groningen Frailty Indicator en lage hemoglobinewaarden bleken (na correctie voor geslacht, leeftijd, comorbiditeit, leeftijd en  laboratoriumwaarden (univariaat p≤0,1)) geassocieerd met het niet kunnen afronden van de ingezette chemotherapie (odds ratio respectievelijk 8.29 (95% betrouwbaarheidsinterval [BI]: 1.24-55.6; p = 0.03), 9.17 (95% BI: 1.51-55.8; p = 0.02) en 5.41 (95% BI: 0.99-29.8; p = 0.05).

Kwetsbaarheid volgens de Groningen Frailty Indicator en lage hemoglobinewaarden werden (na correctie voor geslacht, leeftijd, comorbiditeit, Internationale Prognostische Index en laboratoriumwaarden (univariaat p ≤0,1)) geassocieerd met een slechtere overleving (hazard ratio mortaliteit 2.55 (95% BI: 1.07-6.10; p = 0.04) respectievelijk 4.90 (95% BI: 1.76-13.7; p = 0.002).

Voorspellende waarde
Ab Aaldriks en collega’s concluderen dat het (risico op) ondervoeding gemeten met de Mini Nutritional Assessment, kwetsbaarheid volgens de Groningen Frailty Indicator en een laag hemoglobinegehalte een extra voorspellende waarde hebben ten aanzien van het vroegtijdig staken van een behandeling door oudere patiënten met non-Hodgkin-lymfoom. Verder hebben de Groningen Frailty Indicator en het hemoglobinegehalte (onafhankelijk van de leeftijdsgecorrigeerde Internationale Prognostische Index) een voorspellende waarde voor een verhoogd sterfterisico.

Meer informatie over deze publicatie is verkrijgbaar via bibliotheek@iknl.nl