Verhoogd risico op chronische lymfatische leukemie bij overlevenden
Patiënten met kanker hebben na de diagnose 90 procent meer kans om gediagnosticeerd te worden met chronische lymfatische leukemie (CLL) in vergelijking met de algemene bevolking. De kans is het grootst in het eerste jaar na de diagnose van de eerste maligniteit. Een jaar ná de diagnose van de eerste kanker hebben met name overlevenden van prostaatkanker en plaveiselcelcarcinoom van de huid een hoger risico op CLL. Onderzoeker Esther van den Broek (IKZ) en collega´s stellen dat aanvullend onderzoek gerechtvaardigd is om de mogelijke invloed van biologische en andere risicofactoren op te helderen.
De onderzoekers bestudeerden data van de Nederlandse Kankerregistratie om de omvang en determinanten van het risico op CLL na eerdere maligniteiten in kaart te brengen. Hiervoor werden de gegevens gebruikt van 1.313.232 overlevenden van kanker die het risico liepen tussen 1989 en 2008 gediagnosticeerd te worden met CLL.
De overlevenden werden ingedeeld op basis van geslacht, leeftijd en verstreken tijd sinds de diagnose van de eerdere maligniteit en het type van deze maligniteit. CLL werd beschouwd als synchrone diagnose wanneer de diagnose binnen 3 maanden na de diagnose van de primaire maligniteit was gesteld. Wanneer de diagnose later werd gesteld, werd deze beschouwd als metachroon.
Verhoogd risico
Uit de analyses blijkt dat bij overlevenden van kanker over het algemeen een 90 procent hoger risico op de diagnose CLL werd gevonden in vergelijking met de algemene bevolking. In het eerste jaar na de diagnose vonden de onderzoekers een meer dan viervoudig verhoogd risico op CLL (gestandaardiseerde incidentie ratio (SIR), 4.4; 95% betrouwbaarheidsinterval (BI), 4,1-4,8). Er werd echter geen verhoogd risico waargenomen na exclusie van synchrone gevallen.
Eén jaar na diagnose van de primaire maligniteit varieerde het verhoogde risico op CLL tussen 1,2 - 1,8. Een verhoogd risico voor CLL werd gevonden bij overlevenden van prostaatkanker (SIR 1,3 ; 95% CI 1,1-1,5) en overlevenden van plaveiselcelcarcinoom van de huid (SIR 2,3; 95% BI 1,9-2,7). Intensieve klinische controles na / rond de diagnose van de eerste maligniteit leek de belangrijkste oorzaak voor het verhoogde risico op CLL bij kankeroverlevenden.
Meer klinisch onderzoek
De onderzoekers sluiten echter niet uit dat eventueel sprake kan zijn van gedeelde risicofactoren tussen prostaatkanker en CLL en huidkanker en CLL. Meer klinisch onderzoek is volgens Esther van den Broek en collega's nodig en gerechtvaardigd met betrekking tot CLL als tweede primaire maligniteit om de invloed van mogelijk gedeelde biologische en andere risicofactoren op te helderen.
-
E. C. van den Broek & L. Liu & E. F. M. Posthuma & M. L. G. Janssen-Heijnen & J. W. W. Coebergh & I. Soerjomataram: ‘Increased risk of chronic lymphocytic leukaemia among cancer survivors in the Netherlands: increased detection, causal factors or both?'.