Ruim de helft van de preoperatieve longcarcinoïddiagnosen is onjuist

Zevenenvijftig procent van de preoperatieve bioptdiagnosen longcarcinoïd bleek achteraf onjuist te zijn; de tumorgraad werd vaak onderschat. Arts-onderzoeker Ronald Damhuis (IKNL) is teleurgesteld: ‘Carcinoïden zijn niet erg kwaadaardig dus het liefst opereer je zo zuinig mogelijk, maar een stukje gebiopteerd tumorweefsel blijkt onvoldoende zekerheid te bieden om deze keuze te maken.’ Onlangs verscheen de publicatie hierover, met onderzoeker Laura Moonen (MUMC+) als eerste auteur, in het toonaangevende Journal of Thoracic Oncology (JTO).

De patholoog stelt de definitieve gradering van een longcarcinoïd postoperatief vast via het verwijderde tumorweefsel – de gouden standaard. Hierdoor is pas achteraf bekend of een longweefselsparende operatie een optie was. Daarom vroegen onderzoekers van MUMC+, IKNL en PALGA zich af of de patholoog ook preoperatief die gradering met voldoende zekerheid kon vaststellen.

Pathologieverslagen vergelijken

Via de PALGA- en de Nederlandse Kankerregistratie vonden de onderzoekers 1.003 patiënten met de diagnose longcarcinoïd graad 1, 2 of 3 bij wie een curatieve resectie had plaatsgevonden in de periode van januari 2003 tot en met december 2012. Van 330 patiënten waren ook de pre- en postoperatieve conclusies uit de pathologieverslagen beschikbaar. De diagnosecategorieën – gebaseerd op de WHO-classificatiecriteria uit 2015 – waren: typisch carcinoïd (graad 1), atypisch carcinoïd (graad 2), carcinoïd niet nader omschreven (NOS), hooggradig neuro-endocrien carcinoom (HGNEC) of overige.

Vaak verkeerde diagnose

Bij 189 van de 330 (57%) patiënten kwamen de pre- en postoperatieve diagnosen niet overeen. Van de 121 patiënten met de preoperatieve diagnose typisch carcinoïd kregen 44 een andere postoperatieve diagnose, van wie 29 zelfs een atypisch carcinoïd. Van de 15 patiënten bij wie preoperatief een atypisch carcinoïd werd vastgesteld bleken zes postoperatief juist een typisch carcinoïd te hebben. Van de preoperatieve diagnose carcinoïd NOS (n=158) bleken achteraf 37 een atypisch en 66 een typisch carcinoïd te zijn. Zesenzestig preoperatieve diagnose HGNEC of ‘overige’ waren eigenlijk een carcinoïd – vaak atypisch (67%). Het preoperatieve bioptmateriaal was bij 95% verkregen via bronchoscopie. Tussen het biopt en de resectie zaten 41 dagen (mediaan).

Weinig terugkeer van ziekte

Bijna alle patiënten (92%) ondergingen een (bi)lobectomie of pneumonectomie. Bij 15 patiënten vond een longweefselsparende operatie plaats, zoals een segmentresectie, en allen hadden de preoperatieve diagnose typisch carcinoïd of carcinoïd NOS. Twee bleken postoperatief toch een atypisch carcinoïd te hebben gehad en zijn mogelijk onderbehandeld.

Tijdens een gemiddelde follow-upduur van ruim 88 maanden keerde de ziekte bij 25 patiënten (8%) terug, meestal als metastasen op afstand (80%). Bij 25 patiënten trad progressie op en 55 patiënten waren gestorven. Atypische carcinoïden hadden vaker een ongunstiger beloop.

Preoperatieve diagnose verbeteren

Uit dit onderzoek blijkt dat de onzekerheidsmarge rondom de preoperatieve diagnose op basis van het biopt groot is waardoor een longweefselsparende operatie meestal geen optie is. ‘We hadden op een andere uitkomst gehoopt. Bij een lobectomie verlies je een vijfde van de longcapaciteit en bij een dubbele lobectomie twee vijfde, terwijl je eigenlijk met een weinig kwaadaardige carcinoïd van doen hebt,’ zegt Damhuis.

Momenteel werken de onderzoekers – via financiering van KWF – aan een grote studie om de preoperatieve diagnose op basis van het biopt te verbeteren via speciale kleuringen en moderne tests. Mogelijk zal een longweefselsparende operatie dan vaker een optie zijn.

Referentie

  • L Moonen, JL Derks, BMC Hermans, et al. Preoperative Biopsy Diagnosis in Pulmonary Carcinoids, a Shot in the Dark. J Thorac Oncol. 2020 Dec 14:S1556-0864(20)31106-0.