Gebruik real-life data om patiënten met kanker te informeren over hun prognose

Gebruik real-life data om patiënten met kanker te informeren over hun prognose

Artsen zouden meerdere overlevingsscenario’s moeten schetsen gebaseerd op data uit de klinische praktijk wanneer zij patiënten met stadium IV dikkedarmkanker informeren over hun levensverwachting. Dat advies geven Patricia Hamers (UMCU) en collega’s na een studie met data uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR). De uitkomsten van dit onderzoek geven aan, in tegenstelling tot de uitkomsten van klinische trials, dat de overleving van deze patiënten de laatste jaren niet substantieel is verbeterd.

De mediane, algehele overleving van patiënten met uitgezaaide dikkedarmkanker die deelnemen aan klinische trials over systemische therapie is gestegen tot meer dan 30 maanden. Het is onzeker of de overleving die gerapporteerd wordt in de trials vertaald kan worden naar patiënten in de dagelijkse praktijk. Bovendien heeft eerder onderzoek aangetoond dat patiënten de voorkeur geven aan het ontvangen van meerdere overlevingsscenario’s boven het noemen van enkel de mediane overleving.

Studieopzet

Met behulp van data uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) van alle patiënten met stadium IV dikkedarmkanker die tussen 2008 en 2016 zijn gediagnosticeerd analyseerden de onderzoekers de algehele overleving per jaar voor de gehele populatie en voor verschillende behandelgroepen. De onderzoekers berekenden de volgende overlevingsscenario’s (percentielen):

  • het beste scenario  (10e percentiel) – het aantal maanden waarna nog 10% van de patiënten in leven was
  • het typische scenario: het interval tussen het 25e en 75e percentiel – het aantal maanden dat het middelste 50% van de patiënten overleeft
  • de mediane overleving (50e percentiel) – het aantal maanden waarna nog 50% van de patiënten in leven was
  • het slechtste scenario (90e percentiel) - het aantal maanden waarna nog 90% van de patiënten in leven was

Uitkomsten scenario’s

De mediane, algehele overleving van de gehele populatie (27.275 patiënten) bleef van 2008 tot 2016 onveranderd op ongeveer 12 maanden. De algehele overleving verbeterde uitsluitend voor patiënten in het 25e percentiel (van 24,9 maanden naar 29,1 maanden) en in het beste scenario (van 56 naar 62 maanden). Een kwart van de patiënten met stadium IV dikkedarmkanker ontving geen enkele tumorgerichte behandeling.

Voor de patiënten die behandeld werden met systeemtherapie (n=12.240) veranderde de algehele overleving in geen enkel percentiel sinds 2008. De mediane algehele overleving en het best-case scenario bleef voor deze behandelgroep respectievelijk rond de 15 en 40 maanden steken. Een grote, klinisch relevante verbetering in de overleving over de tijd werd alleen gezien bij de patiënten die als initiële behandeling een metastasectomie en/of hypertherme intraperitoneale chemotherapie (HIPEC) ondergingen zonder systeemtherapie. Deze groep patiënten bestaat voornamelijk uit patiënten met beperkte uitzaaiingen.

Conclusie en aanbevelingen

Patricia Hamers en collega’s concluderen dat de algehele overleving van patiënten met uitgezaaide dikkedarmkanker in de dagelijkse, klinische praktijk niet verbeterd is in het afgelopen decennium. Dit in tegenstelling tot de wijdverspreide overtuiging, gebaseerd op uitkomsten van klinische trials, dat de overleving van deze patiënten substantieel verbeterd is de laatste jaren.

De onderzoekers geven artsen het advies om meerdere overlevingsscenario’s te schetsen gebaseerd op data uit de klinische praktijk wanneer zij patiënten informeren over hun levensverwachting in plaats van uit te gaan van de mediane overlevingscijfers uit klinische trials. Deze benadering en aanbeveling is volgens de onderzoekers toepasbaar op veel vormen van kanker.

Verklaring verschillen

De verschillen tussen de uitkomsten van trials en data uit  de  dagelijkse praktijk kunnen veroorzaakt worden door verschillende factoren. Op de eerste plaats worden in klinische trials doorgaans patiënten geïncludeerd met een gunstige(re) prognose (jongere leeftijd, betere functionele score). Daarnaast is er een vertraging tussen het moment waarop de efficiëntie van nieuwe medicatie in trials wordt aangetoond en de implementatie van deze middelen in richtlijnen en introductie in de klinische praktijk. Daardoor kan het effect van nieuwe medicijnen op de overleving van patiënten in de praktijk vertraagd worden.

Verder kan de naleving van (nieuwe) richtlijnen suboptimaal zijn (onbekendheid, verschillen van inzicht en financiële restricties). En een laatste, mogelijke, verklaring: artsen schrijven ook medicijnen voor aan patiënten die niet in aanmerking zouden komen voor deelname aan een trial. Meestal vertonen deze patiënten slechtere uitkomsten vergeleken met patiënten die deelnemen aan een trial.

Gelet op het observationele karakter van dit onderzoek onderstrepen de onderzoekers dat deze uitkomsten niet bedoeld zijn om behandelbeslissingen op te baseren, maar om de levensverwachting van patiënten in te schatten op basis van de gekozen behandeling.

Gerelateerd nieuws

Patiënt met kanker wil specifieke overlevingscijfers: voor vier kankersoorten is deze informatie nu beschikbaar

moeder en dochter

Vorig jaar leverde IKNL specifieke overlevingscijfers voor borstkanker, darmkanker, longkanker en prostaatkanker op basis van een aantal patiënt- en tumorkenmerken. In de pilot konden deelnemers van kanker.nl deze cijfers raadplegen, nadat zij waren ingelogd met hun account. De pilot is succesvol afgesloten en nu komen de specifieke overlevingscijfers voor deze vier tumorsoorten voor bezoekers aan kanker.nl openbaar beschikbaar en is inloggen met een account niet meer nodig.

lees verder

Overleving van patiënten met gemetastaseerde dikkedarmkanker met dMMR

patiënt in bed krijgt steun naaste

Patiënten met uitgezaaide dikkedarmkanker en mismatch-reparatiedeficiëntie (dMMR) die behandeld zijn met immunotherapie, lijken een duidelijk betere overleving te hebben vergeleken met de uitkomsten van andere behandelingen. Dat blijkt uit een studie van G. Emerens Wensink (UMCU) en collega’s van een groot aantal Nederlandse ziekenhuizen en IKNL. Volgens de onderzoekers mogen dikkedarmkankerpatiënten met mismatch-reparatiedeficiëntie niet als één groep beschouwd te worden.

lees verder