Zorgverlening bij actinische keratose kan efficiënter in eerste- én tweedelijn

De risicostratificatie in de eerstelijn en naleving van richtlijnen in zowel de eerste- als tweedelijn bij actinische keratose, een voorstadium van plaveiselcelcarcinoom, kan efficiënter. Dat stellen Eline Noels (Erasmus MC, IKNL) en collega’s in de British Journal of Dermatology. Ze signaleren onder meer onderbenutting en niet-passende behandelingen bij patiënten met actinische keratose, hoge verwijscijfers vanuit de eerstelijn gecombineerd met uitgebreide follow-ups in de tweedelijn. Volgens de onderzoekers kunnen inspanningen gericht op betere risicodifferentiatie en naleving van richtlijnen nuttig zijn om de efficiëntie bij actinische keratose te verhogen.

De hoge prevalentie van actinische keratose, een huidaandoening veroorzaakt door (overmatige) blootstelling aan zonlicht, vereist een optimaal gebruik van medische hulpmiddelen. Het doel van deze retrospectieve studie was beter inzicht te krijgen in het gebruik van gezondheidszorg en zorgverlening aan patiënten met actinische keratose, door deze zorgverlening te beschrijven aan de hand van een population-based cohort (Rotterdam Studie), routinematige patiëntendossiers van een huisartsennetwerk (IPCI) en landelijke diagnose- en behandelgegevens uit het DBC-informatiesysteem (DIS). Met behulp van deze drie complementaire gegevensbronnen werd het gebruik van zorg, diagnose, behandeling en follow-up van patiënten met actinische keratose in Nederland beschreven.

Resultaten

In het population-based cohort had 69% van de deelnemers (918/1.322) bij wie de diagnose ‘actinische keratose’ was gesteld na deelname aan een huidscreening, niet eerder een geregistreerd bezoek gebracht aan de huisarts gerelateerd aan actinische keratose. Deze verhouding was 50% voor deelnemers met uitgebreide (hoog risico) actinische keratose (tien of meer AK’s; n=270).

Cryotherapie was de meest gebruikte behandeling door huisartsen (78%); bij dermatologen was dit 41% tot 56%. Crèmes, gels en vloeibare medicatie waren de op een na meest gebruikte behandeling door dermatologen (13-21%), maar deze middelen werden zelden toegepast in de eerstelijn (2%). Tijdens het eerste bezoek aan de huisarts werd 31% van de deelnemers (171/554) doorverwezen naar een dermatoloog, waarbij de kans op verwijzing vergelijkbaar was tussen patiënten met een laag en een hoog risico. Dit verwijspatroon komt niet overeen met de aanbevelingen in de richtlijnen.

Uit de landelijke diagnose- en behandelgegevens blijkt dat er jaarlijks 40.000 nieuwe claims worden ingediend gelabeld als ‘cutane premaligniteit’. Deze vertegenwoordigen 13% van het totaal aantal dermatologische claims. In de tweedelijn werd bij 56% van de casussen een follow-up bezoek geregistreerd, terwijl bij slechts 18% een claim voor een volgende cutane maligniteit binnen vijf jaar werd ingediend.

Conclusie en aanbevelingen

Eline Noels en collega’s concluderen dat de zorgverlening bij personen met actinische keratose lijkt af te wijken van de richtlijnen, zowel in de eerste- als in de tweedelijnszorg. De onderzoekers signaleren onderbenutting van behandeling van (verdachte) huidplekken, niet-passende behandelingen en hoge verwijscijfers zonder een goede risicostratificatie in de eerstelijn in combinatie met een uitgebreide follow-up in de tweedelijn. Dit leidt tot inefficiënt gebruik van zorgmiddelen en overbelasting van zorgverleners in de tweedelijn. Inspanningen gericht op betere risicodifferentiatie en naleving van richtlijnen kunnen volgens de onderzoekers nuttig zijn om de efficiëntie bij het beheer actinische keratose te verhogen.