Trends in behandeling en overleving van hematologische maligniteiten
De meerwaarde van de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) wordt ook buiten Nederland gewaardeerd. Dat bleek weer tijdens het 24e congres van de ‘European Hematology Association’ dat 13 tot en met 16 juni 2019 werd gehouden. Negen onderzoekers, verbonden aan IKNL, presenteerden hier onder meer landelijke, globale trends in behandeling en overleving van diverse hematologische maligniteiten. Een samenvatting van de belangrijkste trends.
De Nederlandse Kankerregistratie (NKR) geeft globale inzichten in de incidentie, stadium, primaire behandeling en overleving van alle kwaadaardige nieuwvormingen in Nederland sinds 1989. Het biedt daarmee een uitstekende basis voor kankersurveillance.
Nodulaire paragranulomen
De overgrote meerderheid van patiënten met een nodulair paragranuloom (NLPHL) heeft een even grote overlevingskans als de algemene bevolking. Dat blijkt uit een recente studie van Hidde Posthuma (Amsterdam UMC, locatie VUmc). Posthuma deed onderzoek naar de primaire behandeling en overleving van volwassen patiënten met een nodulair paragranuloom in Nederland in de periode 1993-2016. Uit de resultaten blijkt dat de relatieve overleving van deze patiënten uitstekend was gedurende de gehele studieperiode, met name voor patiënten in de leeftijdsgroep 18-39 en patiënten met stadium I-II-ziekte. Over het algemeen had een overgrote meerderheid van de patiënten een overlevingskans die vergelijkbaar is met die van de algemene Nederlandse bevolking. Er is geen indicatie dat de introductie van rituximab invloed heeft gehad op de overleving van patiënten met een nodulair paragranuloom.
Klassieke hodgkinlymfoom
Julia Driessen (Amsterdam UMC, locatie AMC) gaf een posterpresentatie over de primaire behandeling en relatieve overleving van volwassen patiënten met een klassiek hodgkinlymfoom (HL) in Nederland in de periode 1989-2016. Het onderzoek toonde onder meer aan dat patiënten met hodgkinlymfoom van 60 jaar of ouder te maken hebben met aanzienlijke oversterfte ten opzichte van de algemene Nederlandse bevolking. Ook neemt de relatieve overleving van deze patiënten niet significant toe gedurende de gehele studieperiode. Nieuwe therapeutische opties voor patiënten in de leeftijd van 60 jaar of ouder zijn van vitaal belang om de oversterfte te reduceren.
Folliculair lymfoom
De relatieve overleving van patiënten met folliculair lymfoom (FL) is tussen 1989 en 2016 significant verbeterd. Dat geldt met name voor oudere patiënten en patiënten met stadium III-IV. Dit succes is onder meer te danken aan de introductie van rituximab in 2003. Dat concludeert Manette Dinnessen (IKNL) in haar studie over de primaire behandeling en relatieve overleving van volwassen patiënten met folliculair lymfoom in Nederland in de periode 1989-2016. Een nieuwe, bemoedigende bevinding in deze studie is dat de oversterfte binnen vijf jaar na diagnose betrekkelijk laag is voor de patiënten met stadium I-II-ziekte. Dit geeft aan dat de overgrote meerderheid van deze patiënten uitzicht heeft op een normale levensverwachting.
Diffuus grootcellig B-cel-lymfoom (DLBCL)
Na de introductie van rituximab in 2003 is de relatieve overleving van patiënten met diffuus grootcellig B-cel-lymfoom significant verbeterd. Rituximab-bevattende chemotherapie (zoals R-CHOP) is sinds 2003 de standaard eerstelijnsbehandeling voor deze patiënten. Müjde Durmaz (IKNL) rapporteert in haar presentatie over een studie waarin de bijdrage van de primaire behandeling aan de relatieve overleving van patiënten met DLBCL in Nederland in de periode 1989-2016 is onderzocht. De patiënten werden ingedeeld in drie perioden (1989-2002, 2003-2010 en 2011-2016) op basis van de beschikbaarheid van behandeling met rituximab in Nederland en drie leeftijdscategorieën (18-64, 65-74 en ≥75 jaar).
De relatieve overleving van DLBCL-patiënten is significant verbeterd in de periode 2003-2010 ten opzichte van de periode 1989-2002. Dit is voornamelijk tot te schrijven aan de introductie van rituximab in Nederland in 2003. De relatieve overleving nam tussen 2003-2010 en 2011-2016 verder toe, hoewel minder sterk als de eerdere stijging. Deze studie dient als benchmark om in de toekomst te kunnen beoordelen of de relatieve overleving blijft stijgen door nieuwe behandelstrategieën om terugval te controleren dan wel terugval effectiever te behandelen.
Chronische myeloïde leukemie bij 70-plussers
De behandeling van chronische myeloïde leukemie (CML) veranderde revolutionair in 2001 met de introductie van imatinib, een eerste generatie tyrosinekinaseremmer (TKI). TKI heeft zich inmiddels gevestigd als therapie met onomstreden meerwaarde. Genevieve Ector (Radboudumc) liet in haar presentatie zien dat 70-plussers daar in eerste instantie niet van hebben geprofiteerd.
De relatieve overleving van deze patiënten is in de loop van de tijd wel significant verbeterd, met name in de periode 2009-2016 ten opzichte van de periode 2001-2008. Dit is waarschijnlijk toe te schrijven aan een bredere toepassing van TKI’s en de introductie van tweede generatie TKI’s in 2009. Echter, in een tijd dat TKI zich heeft gevestigd als therapie met onomstreden waarde, hebben 70-plussers met chronische myeloïde leukemie een aanzienlijke oversterfte ten opzichte van de algemene Nederlandse bevolking.
Hematalks en Oncologie.nu
Meer uitkomsten van onderzoek zijn te bekijken en beluisteren op Hematalks en Oncologie.nu. Dit zijn online platformen voor hematologen en oncologen, waar interviews met onderzoekers te bekijken zijn. Het 24e EHA-congres was ook te volgen op Twitter via de hashtag #EHA24, al dan niet in combinatie met de algemene hemato-oncologische hashtags zoals #lymsm en #leusm.