Toename radiotherapie bij patiënten in Nederland na een mastectomie

Het gebruik van radiotherapie bij patiënten met borstkanker is in Nederland tussen 2011 en 2015 toegenomen van 64% naar 70%. Deze stijging hangt voornamelijk samen met een toename van het aantal patiënten dat wordt bestraald na een mastectomie, concluderen Kay Schreuder (IKNL, Universiteit Twente, NABON) en collega’s. Wanneer naar de toepassing van radiotherapeutische behandelingen wordt gekeken, dan blijkt dat na een borstsparende operatie bijna alle patiënten (97,3%) radiotherapie krijgen tegenover iets meer dan een kwart (26,1%) na een mastectomie. Bij zowel borstsparende chirurgie als mastectomie hangt een lagere leeftijd en diagnose van een ER+-tumor samen met een hogere inzet van radiotherapie.

Wereldwijd wordt er onderbehandeling en een substantiële variatie waargenomen in het gebruik van radiotherapie bij patiënten met borstkanker. In Nederland is het gebruik van radiotherapie bij borstkankerpatiënten tussen 1997 en 2008 toegenomen. Dit wordt in verband gebracht met het gestegen aantal borstsparende operaties. In deze studie zijn het gebruik en de trends in het gebruik van radiotherapie geëvalueerd bij patiënten met invasieve borstkanker met een focus op leeftijdseffecten.

Opzet

De onderzoekers includeerden voor deze studie gegevens van 68.271 patiënten met primaire, invasieve borstkanker uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) afkomstig uit alle 92 Nederlandse ziekenhuizen en radiotherapie centra. Geïncludeerd werden alle vrouwelijke patiënten die tussen 1 januari 2011 en 31 december 2015 zijn gediagnosticeerd met borstkanker.

Resultaten

Jaarlijks werden er circa 13.500 patiënten gediagnosticeerd met niet-uitgezaaide borstkanker (gemiddelde leeftijd 61,2 jaar) Het gebruik van radiotherapie nam toe van 64,4% naar 70,3% bij patiënten met alle leeftijden en van 26,6% naar 34,9% bij patiënten ouder dan 75 jaar. Na een borstsparende operatie en na een mastectomie kregen 97,3% respectievelijk 26,1% van de patiënten radiotherapie. 

De inzet van radiotherapie hing samen met een lagere leeftijd (gemiddeld 59 jaar) vergeleken met patiënten die geen radiotherapie kregen (gemiddeld 65,5 jaar). Primaire, systemische therapie werd gegeven aan 18,7% van de patiënten. Bijna de helft (46,7%) van de patiënten ontvingen een gecombineerde behandeling met chirurgie, radiotherapie en systemische therapie.

Conclusie en nabeschouwing

Kay Schreuder en collega’s concluderen dat het gebruik van radiotherapie tussen 2011 en 2015 toenam van 64,4% naar 70,3% bij patiënten met borstkanker in Nederland. Deze toename hing vooral samen met een toename van radiotherapie na een mastectomie. Het aandeel patiënten dat radiotherapie kreeg na een borstsparende operatie lag echter aanzienlijk hoger (97,3%) dan na een mastectomie (26,1%). Bij zowel borstsparende chirurgie als mastectomie hangt een lagere leeftijd en diagnose van een ER+-tumor samen met een hogere inzet van radiotherapie. Bij mastectomie hingen daarnaast ook een groter tumorvolume, lymfeklierinvasie, graad 2 en 3 tumoren en diagnose in meer recente jaren samen met een ruimer gebruik van radiotherapie.

Volgens de onderzoekers was te verwachten dat er geen verdere toename is te zien in het gebruik van radiotherapie na borstsparende chirurgie, omdat bijna alle patiënten na deze behandeling al worden bestraald. Opmerkelijk is dat bij patiënten met stadium I borstkanker ouder dan 75 jaar géén afname van radiotherapie wordt gesignaleerd. Dit is volgens de onderzoekers niet in lijn met recente studies, waarin uitsluitend endocriene therapie wordt geadviseerd in plaats van radiotherapie bij oudere patiënten na een borstsparende operatie. In Nederland blijkt dat maar 30% van deze oudere patiënten endocriene therapie ontvangt.

Aan deze studie werkten mee radiotherapeuten en onderzoekers van IKNL, Universiteit Twente, Nationaal Borstkanker Overleg Nederland (NABON), HagaZiekenhuis, Institut Curie (Parijs), Medisch Spectrum Twente, Leids Uiversitair Medisch Centrum.

Gerelateerd nieuws

Niet-chirurgische therapieën reduceren risico op regionaal recidief borstkanker

Niet-chirurgische therapieën reduceren risico op regionaal recidief borstkanker

Radiotherapie als onderdeel van een borstsparende behandeling, chemotherapie en hormonale therapie reduceren elk het risico op een regionaal recidief met minstens de helft bij vrouwen met primaire borstkanker en een negatieve uitslag van de schildwachtklierprocedure. Dat blijkt uit onderzoek van Julia van Steenhoven (Diakonessenhuis Utrecht) en collega’s. Deze bevindingen bieden een verklaring voor de discrepantie tussen het aandeel vals-negatieve biopsieën en kans op een regionaal recidief bij deze groep patiënten.

lees verder

Betere overleving na chirurgie stadium IV primaire, inflammatoire borstkanker

Betere overleving na chirurgie stadium IV primaire, inflammatoire borstkanker

Chirurgie van de borsttumor bij primaire stadium IV inflammatoire borstkanker hangt samen met een verbeterde algehele overleving en zou dus onderdeel kunnen zijn van de behandelstrategie bij deze patiënten. Dat concluderen Dominique van Uden (Rijnstate Ziekenhuis, Arnhem) en collega’s. Het onderliggende mechanisme van dit effect is vooralsnog niet bekend. Ook zijn er nog allerlei onbeantwoorde vragen, zoals de kans op complicaties na chirurgie en de kwaliteit van leven van patiënten na of zonder chirurgie.

lees verder