CA125 is onafhankelijke prognostische factor bij gevorderde eierstokkanker

Peri-operatieve verandering in CA125-niveau (kankerantigen 125) na primaire chirurgie is een onafhankelijke prognostische factor voor het schatten van de algehele overleving van patiënten met gevorderde epitheliale eierstokkanker. Die conclusie trekken Maite Timmermans (IKNL) en collega’s in de European Journal of Obstetrics & Gynecology and Reproductive Biology aan de hand van gegevens uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR). Om de prognose van deze patiënten beter te kunnen voorspellen, pleiten zij voor een gecombineerd model, waarbij de restziekte wordt beoordeeld door een gynaecoloog aangevuld met het vaststellen van verandering van het peri-operatief CA125-niveau.

Het vaststellen van resterende ziekte bij epitheliale eierstokkanker wordt belemmerd door het subjectieve karakter van deze beoordeling, ondanks het gegeven dat resterende ziekte de belangrijkste prognostische factor is voor de algehele overleving op lange termijn van deze patiënten. Daarom zijn aanvullende beoordelingsinstrumenten nodig om het succes van cytoreductieve chirurgie vast te stellen om de prognose van patiënten nauwkeuriger te kunnen voorspellen. In deze studie is de onafhankelijke prognostische waarde geëvalueerd van peri-operatieve CA125-verandering bij patiënten met gevorderde epitheliale eierstokkanker.

Opzet en resultaten

De onderzoekers identificeerden alle patiënten in de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) met een gevorderd stadium van epitheliale eierstokkanker (FIGO IIB-IV) die tussen 2008 en 2015 een primaire cytoreductieve operatie kregen. De relatieve peri-operatieve verandering in CA125 werd gecategoriseerd in vier groepen; toename, <50% daling, 50-79% daling en ≥80% daling. De algehele overleving werd geanalyseerd met behulp van Kaplan-Meier overlevingscurves en multivariabele Cox-regressiemodellen.

In totaal werden 1.232 patiënten geïncludeerd van wie gegevens bekend waren van pre- en postoperatieve CA125-serumwaarden. Patiënten met een afname van ≥80% in CA125-niveaus hadden een verbeterde algehele overleving vergeleken met patiënten met een afname van <50% (univariabele hazard ratio 0,45; 95% betrouwbaarheidsinterval 0,36-0,57). Het prognostisch effect van peri-operatieve verandering van het CA125-niveau was onafhankelijk van patiënt- en behandelingskenmerken, waaronder de mate van resterende ziekte na cytoreductieve chirurgie (multivariabele hazard ratio ≥80% 0,52 (95% betrouwbaarheidsinterval 0,41-0,66).

Conclusie en aanbeveling

Maite Timmermans en collega’s concluderen dat de resultaten van deze studie aantonen dat peri-operatieve verandering in CA125-niveau een onafhankelijke prognostische factor is voor de algehele overleving van patiënten met gevorderde epitheliale eierstokkanker na primaire chirurgie. Deze bevinding pleit voor het gebruik van een gecombineerd model, bestaande uit vaststellen van peri-operatieve CA125-verandering en pathologische beoordeling van resterende ziekte om de prognose van patiënten met gevorderde epitheliale eierstokkanker nauwkeuriger te kunnen voorspellen.

Nabeschouwing

De omvang van het studiecohort stelde de onderzoekers in staat om patiënten met een restziekte tot een diameter van maximaal 1 cm afzonderlijk te analyseren, terwijl in de meeste eerdere studies patiënten met de kleinste diameter waren opgenomen. In de huidige studie was de gemiddelde tijd tussen chirurgie en postoperatieve CA125-verandering korter in de groep met een postoperatieve verhoogde CA125 in vergelijking met mensen met een daling van CA125 (21 versus 28 dagen). Hoewel tijd een verklaring kan zijn voor de stijging, is het geen verklaring voor de slechtere algehele overleving van deze patiënten. Bovendien hadden patiënten met een postoperatieve toename een lagere CA125 bij diagnose.

Dit kan volgens de onderzoekers niet worden verklaard door verschillen in FIGO-stadium, tumorkwaliteit of histologisch subtype. Wel zagen zij dat bij patiënten met een toename van CA125 minder vaak een grote hoeveelheid ascites (500 ml) werd gediagnosticeerd. De aanwezigheid van ascites is echter een ongunstige prognostische factor. Daarom blijft het onduidelijk waarom deze patiënten een slechtere algehele overleving hebben. Desondanks lijken de resultaten van deze studie de toegevoegde waarde van peri-operatieve CA125-verandering als prognostische factor te bevestigen.