Aantal mastectomieën significant lager na borst-MRI ductale tumoren
Het aantal mastectomieën is significant lager, wanneer patiënten met borstkanker voorafgaand aan of tijdens neoadjuvante chemotherapie een borst-MRI krijgen. Dit geldt met name voor patiënten met een grote invasieve ductale tumor, zo blijkt uit onderzoek van Ingeborg Vriens (Maastricht UMC) en collega’s met data van de Nederlandse Kankerregistratie (NKR). Om die reden wordt een borst-MRI in het bijzonder aanbevolen aan patiënten met een ductaal mammacarcinoom die de voorkeur geven aan een borstsparende operatie. Deze studie toont tevens aan dat een borst-MRI geen toegevoegde waarde lijkt te hebben voor patiënten met een invasief lobulair mammacarcinoom om de mogelijkheden voor een borstsparende operatie te vergroten.
In deze studie is het gebruik van MRI’s geëvalueerd op de chirurgische resultaten van chirurgie per histologisch subtype van borstkanker in patiënten die neo-adjuvante chemotherapie kregen. Alle patiënten met invasieve borstkanker stadium I-III in de leeftijd 18-70 jaar die neo-adjuvante chemotherapie kregen tussen 2011 en 2013 in Nederland werden geïdentificeerd in de Nederlandse Kankerregistratie (NKR). Patiënten met cT4-tumoren werden uitgesloten van de analyse. De inzet van borst-MRI en impact op chirurgische behandeling, resectiemarges en detectie van contralaterale borstkanker werd multivariabel geanalyseerd.
Gebruik borst-MRI
Uit de analyses blijkt dat een borst-MRI werd uitgevoerd bij 2.879 (84%) van de 3.433 patiënten die neo-adjuvante chemotherapie kregen. Een jongere leeftijd (18-50 jaar versus 50-70 jaar), een hoger tumorstadium (cT3 vergeleken met cT1-2) en multifocaliteit hingen samen met een grotere kans op het maken van een borst-MRI. Bij patiënten met een ductaal carcinoom bleek, na stratificatie voor cT-status, dat het gebruik van borst-MRI significant samenhing met een lager aantal mastectomieën als definitieve chirurgie bij patiënten met een cT3-tumor. Er werd geen verband gevonden tussen de resectiemarges en detectie van contralaterale borstkanker en het gebruik van MRI.
Conclusies en aanbevelingen
Ingeborg Vriens en collega’s concluderen dat het gebruik van een borst-MRI bij patiënten die behandeld worden met neoadjuvante chemotherapie samenhangt met een jongere leeftijd, grotere tumorgrootte, lobulaire histologie en aanwezigheid van multifocaliteit. Het aantal mastectomieën was significant lager, wanneer patiënten voorafgaand aan of gedurende neoadjuvante chemotherapie een borst-MRI kregen. Dit gold in het bijzonder bij grote, invasieve ductale tumoren, zonder de resectiemarges in gevaar te brengen. Om die reden wordt een borst-MRI aanbevolen voor patiënten met neoadjuvante chemotherapie, vooral bij patiënten met een ductaal mammacarcinoom die een voorkeur hebben uitgesproken voor een borstsparende operatie.
Uit het onderzoek blijkt verder dat het gebruik van borst-MRI geen invloed had op het aantal mastectomieën bij patiënten met een invasief lobulair mammacarcinoom. Op basis van deze bevindingen concluderen de onderzoekers dat een borst-MRI geen toegevoegde waarde lijkt te hebben voor patiënten met een lobulair mammacarcinoom die behandeld zijn met neoadjuvante chemotherapie om de mogelijkheden voor een borstsparende operatie te vergroten. Recente gegevens van de NABON Breast cancer Audit (NBCA), die worden geregistreerd in de Nederlandse Kankerregistratie, tonen aan dat inmiddels ruim 90% van de patiënten die behandeld worden met neoadjuvante chemotherapie ook een borst-MRI hebben gekregen.
Population-based studie
Een sterk punt van deze studie is volgens de onderzoekers het gebruik van een groot cohort patiënten afkomstig uit de population-based NKR. Daarnaast zijn er beperkingen die inherent zijn aan het retrospectieve en observatieve studiedesign. Ondanks deze tekortkomingen vinden de onderzoekers dat de waarnemingen in deze studie waardevolle inzichten bieden over het effect van het gebruik van borst-MRI’s bij patiënten met borstkanker die behandeld worden met neoadjuvante chemotherapie op nationaal niveau.
- Ingeborg J.H. Vriens, Kristien Keymeulen, Marc B.I. Lobbes, Annelotte C.M. van Bommel, Grard A.P. Nieuwenhuijzen, Marjolein L. Smidt, Liesbeth J. Boersma, Thijs van Dalen, Carolien H. Smorenburg, Henk Struikmans, Sabine Siesling, Adri C. Voogd en Vivianne C.G. Tjan-Heijnen namens de NABON Breast Cancer Audit (NBCA). ‘Breast magnetic resonance imaging use in patients undergoing neoadjuvant chemotherapy is associated with less mastectomies in large ductal cancers but not in lobular cancers.’ European Journal of Cancer 81 (2017) 74e80
- Meer informatie over deze publicatie is verkrijgbaar via bibliotheek@iknl.nl