Ziekenhuizen dragen bij aan kwaliteitsverbetering met resultaten PRISMA-analyse

Ziekenhuizen in de regio Leiden/Den Haag hebben aan de hand van de PRISMA-analyse onderzoek gedaan naar de oorzaken van sterfte van sommige patiënten met longkanker na chirurgie. In de regio Rotterdam Rijnmond/Westland waar ook een PRISMA-analyse is uitgevoerd, blijkt dat de zorg voor patiënten met ovariumkanker beter kan. Beide analyses zijn uitgevoerd onder begeleiding van IKNL en bracht van een aantal sterftegevallen en casussen van overleden patiënten belangrijke behandelverschillen aan het licht. Op basis van de resultaten zijn maatregelen genomen ter verbetering van de zorg. De resultaten staan deze week gepubliceerd in Medisch Contact.

Het onderzoek begon met twee afzonderlijke vragen. Medisch specialisten in de regio Leiden/Den Haag wilden achterhalen door welke oorzaken sommige patiënten met longkanker na chirurgie sterven. En in de regio Rotterdam wilden medisch specialisten weten waardoor vrouwen met laagstadium ovariumcarcinoom, ondanks een gunstige prognose, toch binnen vijf jaar overlijden.

Om antwoorden op deze vragen te vinden, is gebruik gemaakt van de PRISMA-analyse, een instrument waarmee je door het analyseren van (bijna-)fouten de zorg snel kunt verbeteren. 

Aan de hand van cijfers van de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) werden casussen met een slechte afloop geselecteerd om te bespreken. Bij de besprekingen waren medisch specialisten, aiossen, verpleegkundigen, paramedici en andere teamleden aanwezig – plus een onafhankelijk voorzitter.

Verbeterpunten zorg longcarcinoom

PRISMA-longcarcinoom voltrok zich in drie ziekenhuizen in de regio Leiden/Den Haag die longchirurgie uitvoeren. Per ziekenhuis zijn acht casussen opnieuw doorgelicht. De belangrijkste oorzaak van overlijden of voor een tweede operatie bleek te liggen in de foutieve selectie van patiënten. Bijna de helft (46%) had, achteraf bezien, niet voor een operatie in aanmerking moeten komen. Anderzijds was de work-up voor operatie niet altijd volledig volgens de geldende richtlijn. 

Een andere oorzaak voor overlijden of voor een tweede operatie was dat bij 25 procent van de casussen de postoperatieve zorg buiten reguliere werktijden niet optimaal was. De casuïstiekbesprekingen hebben in de drie ziekenhuizen tot verschillende verbetermaatregelen geleid.

Knelpunten behandeling ovariumcarcinoom

Voor PRISMA-ovariumcarcinoom zijn in vijf ziekenhuizen in de regio Rotterdam in totaal 24 casussen besproken. Bij 75 procent van deze vrouwen had geen volledige stadiëring plaatsgevonden of ze hadden geen chemotherapie gekregen na onvolledige stadiëring. Bij enkele patiënten was dit een weloverwogen keuze. Maar in het dossier ontbrak de argumentatie daarvoor. Daardoor bleef de vraag onbeantwoord of volgens de richtlijn was gehandeld en of sterfte bij het volgen van de richtlijn te voorkomen was geweest.

Ook tijdens deze analyse constateerde de commissie knelpunten, waaronder onvoldoende kennis van de richtlijn bij een of meer behandelaren, geen gynaecologisch oncoloog bij het multidisciplinair overleg (mdo) en een te complexe operatie voor de betreffende operateur. De commissie sprak de verwachting uit dat nieuwe kwaliteitseisen helpen bij het oplossen van deze knelpunten.

Met het publiceren van de resultaten uit de PRISMA-analyse dragen deze ziekenhuizen bij aan transparantie in de zorg, zodat ook andere professionals inzicht krijgen in mogelijkheden ter verbetering van de oncologische zorg.

In 2015 startten zes (clusters van) ziekenhuizen, verspreid over Nederland een nieuwe PRISMA-analyse op gebied van ovariumcarcinoom. Met de nieuwe PRISMA-analyse streven de ziekenhuizen, met ondersteuning van IKNL, naar het achterhalen van de oorzaken van incomplete stadiëring om de zorg voor deze patiënten verder te verbeteren.

Bron: Medisch Contact