Vrouw-manverschillen bij kanker

Een verkenning van cijfers en verschillen tussen vrouwen en mannen

Het rapport ‘Vrouw-manverschillen bij kanker’, biedt waardevolle inzichten in hoe kanker zich manifesteert en wordt behandeld bij vrouwen en mannen in Nederland. De bevindingen benadrukken het belang van aandacht voor geslachtsverschillen in de oncologie en roepen op tot meer aandacht oor dit onderwerp in onderwijs, trials en de praktijk en tot verdiepend onderzoek.  

Samenvatting

Elk jaar wordt bij meer dan 120.000 mensen in Nederland de diagnose kanker vastgesteld. Er is weinig bekend over de verschillen tussen vrouwen en mannen in relatie tot kanker: verschillen in het krijgen van de ziekte (de oorzaken), de behandeling en de uitkomst daarvan, maar ook verschillen in overleving en kwaliteit van leven. Inzicht in de verschillen en onderliggende mechanismen dragen bij aan de verdere ontwikkeling van gepersonaliseerde zorg en preventie. In dit rapport verkennen we de verschillen en overeenkomsten tussen vrouwen en mannen met kanker, voor een selectie van kankersoorten.  

Incidentie

Mannen hebben nog steeds vaker kanker als we ons beperken tot de kankersoorten die zowel bij mannen als vrouwen voorkomen. Dit betreft met name Kaposisarcoom (zeldzame kanker van de bloedvaten), slokdarmkanker, mesothelioom (ook wel asbestkanker genoemd) en blaaskanker.  

De verschillen zijn de afgelopen decennia wel kleiner geworden, doordat verschillen in blootstelling aan risicofactoren tussen vrouwen en mannen kleiner zijn geworden. Waarschijnlijk zullen de verschillen over enkele jaren nog kleiner worden. Dat verwachten we vooral bij longkanker (de rookprevalentie bij mannen is ten opzichte van vrouwen sterker gedaald de afgelopen halve eeuw). Ook verschilt de precieze locatie van de tumor of het subtype (weefseltype) voor bepaalde kankersoorten tussen vrouwen en mannen, zoals bijvoorbeeld bij melanoom (vorm van huidkanker).  

Voor de meeste kankersoorten is er geen of een minimaal verschil in stadium waarin de kanker wordt ontdekt tussen vrouwen en mannen. Er zijn echter uitzonderingen, zoals blaaskanker, wat bij vrouwen vaker in een hoger stadium wordt gediagnosticeerd, en schildklierkanker, wat juist vaker bij mannen in een hoger stadium gediagnosticeerd wordt.  

Biologische factoren, zoals hormonale verschillen, maar ook blootstelling aan risicofactoren, zoals zon- of rookgedrag, zijn van invloed op het ontwikkelen van kanker. Daar waar blootstelling aan risicofactoren verschilt voor vrouwen en mannen, moet overwogen worden om preventiemaatregelen en preventiecampagnes specifieker te richten op vrouwen of mannen.  

Behandeling

De mogelijkheden voor behandeling van kanker hangen af van onder andere het stadium van de ziekte, de leeftijd van de persoon en co-morbiditeit (bijkomende ziekten). Dit verklaart deels de behandelverschillen die we zien tussen vrouwen en mannen, maar kan niet alles verklaren.  

Zo zien we dat vrouwen minder vaak een systemische therapie (die werkt op het hele lichaam) krijgen dan mannen bij onder andere melanoom en dikkedarmkanker. Vrouwen, vooral oudere vrouwen, lijken juist vaker supportive care (geen tumorgerichte behandeling) te krijgen. Waarom dit is, moet verder uitgezocht worden. Mogelijk heeft dit (deels) te maken met verschillen in voorkeuren van de patiënt. Voor medisch professionals is het van belang dat zij zich bewust zijn van mogelijke verschillen tussen vrouwen en mannen met kanker. 

Ten aanzien van verschillen in de werkzaamheid van een behandeling en verschillen in complicaties is nog veel onbekend. Het is daarom van belang dat er gekeken wordt naar en gerapporteerd over verschillen tussen vrouwen en mannen (in verschillen leeftijdscategorieën) in onderzoek naar de werkzaamheid en bijwerkingen van kankerbehandelingen.  

Overleving

De overleving van kanker wordt door meerdere factoren beïnvloed, zoals het ziektestadium, het type kanker, de daarbij horende behandelmogelijkheden en de respons op de behandeling. Over het algemeen hebben vrouwen een betere overleving dan mannen. Dat zien we vooral terug bij schildklierkanker, myeloide maligniteiten (kanker van bloedcellen), en huidkanker (melanoom en plaveiselcelcarcinoom). Blaaskanker is één van de uitzonderingen, waarbij mannen een betere overleving hebben dan vrouwen.  

Bij onder andere huidkanker, schildklierkanker en blaaskanker spelen stadiumverschillen een rol. Verschillen in toegepaste behandeling en de werkzaamheid hiervan tussen vrouwen en mannen zijn mogelijk andere verklarende factoren. Onderzoek hiernaar en naar andere factoren die van invloed kunnen zijn, is noodzakelijk.   

Kwaliteit van leven

Mannen met dikkedarm- en endeldarmkanker, lymfomen (gezwel van het lymfestelsel), basaalcelcarcinomen of plaveiselcelcarcinomen (vormen van huidkanker) hebben een betere kwaliteit van leven tijdens en na de behandeling dan vrouwen die gediagnosticeerd zijn met één van deze kankersoorten. Toch zien we een grotere achteruitgang in kwaliteit van leven bij mannen wanneer we een vergelijking maken tussen de mannen die leven met of na kanker en een gezonde groep mannen. Dit onderschrijft het belang om ook altijd een vergelijking te maken met een groep zonder kanker. Vrouwen geven vaker aan behoefte te hebben aan ondersteuning. Desalniettemin is het belangrijk dat medisch professionals de behoefte aan psychosociale ondersteuning blijven uitvragen bij alle patiënten.  

Klinische trials

Om meer inzicht te krijgen in de geslachtsverschillen bij kankerpatiënten, is het van belang dat het aantal vrouwen in klinische studies (trials) omhoog gaat, zodat vrouwen een representatieve afspiegeling vormen. Ook dienen de eindpunten van klinische en observationele studies apart geanalyseerd en gerapporteerd te worden voor vrouwen en mannen. Hierdoor krijgen we meer inzicht in onderliggende verschillen en mogelijke oorzaken, wat bijdraagt aan de verdere ontwikkeling van gepersonaliseerde zorg en preventie van kanker.


Beschouwing

Hoewel binnen de oncologie gepersonaliseerde behandeling en zorg steeds meer aandacht krijgen, zijn gender- en geslachtsverschillen tot nu toe onderbelicht gebleven. In het huidige rapport is een eerste verkenning gedaan naar vrouw-manverschillen in de incidentie, behandeling, overleving en kwaliteit van leven van patiënten met kanker in Nederland. Met dit rapport willen we bij zorgprofessionals, onderzoekers en beleidsmakers bewustwording creëren en aanknopingspunten bieden voor verdiepend onderzoek en verdere personalisering van zorg. 

Uit deze eerste verkenning komen op zowel het domein van diagnose, behandelkeuze, behandeleffect, kwaliteit van leven en overleving, relevante verschillen tussen vrouwen en mannen aan het licht. Toch is de belangrijkste boodschap dat we veel nog niet weten en meer inzicht moeten krijgen in deze verschillen in onderliggende mechanismen voor alle kankersoorten. Registraties zoals de Nederlandse Kankerregistratie, de kwaliteitsregistraties van DICA en PROFIEL kunnen hierin een belangrijke bijdrage leveren, zeker wanneer deze gecombineerd worden. 


Aanbevelingen

Preventie 

  • Preventieve maatregelen en campagnes zijn afgestemd op verschillen tussen vrouwen en mannen en het gedrag van personen en waar nodig meer op maat gemaakt.  

Onderzoek 

  • Meer inzicht in verschillen in toepassingen en werkzaamheid van behandelingen tussen vrouwen en mannen en de achterliggende redenen hiervoor (onder andere samen beslissen, respons en toxiciteit). 
  • Meer inzicht in de verschillen in overleving tussen vrouwen en mannen en de achterliggende biologische mechanismen.  
  • Meer vrouwen in klinische studies zodat het een representatieve afspiegeling is van het aandeel vrouwen met die vorm van kanker.  
  • Standaard rapportage van eindpunten voor vrouwen en mannen apart in klinische en observationele studies. 

Zorg  

  • Medisch professionals zijn zich bewust van mogelijke verschillen in behandeling en voorkeuren. 
  • Medisch professionals besteden aandacht aan kwaliteit van leven en specifieke zorgbehoeften. 


IKNL roept op tot verdere samenwerking en onderzoek om de vrouw-manverschillen in kanker beter te begrijpen en de zorg voor kankerpatiënten te verbeteren.