Folaatgebrek lijkt kans op agressieve blaaskanker bij rokers te vergroten

Een lagere serumfolaatconcentratie (de anionische vorm van foliumzuur) lijkt bij actieve rokers samen te hangen met een toegenomen risico op urotheelcelcarcinomen van de blaas, met name de agressieve vormen van deze ziekte. Dat concluderen Alina Vrieling (Radboudumc) en collega’s in een publicatie in de International Journal of Cancer. Volgens de onderzoekers kan dit verband mogelijk zijn gemist in eerdere studies, omdat daarin alleen is gekeken naar het totaal aan blaaskankers en niet specifiek naar het type urotheelcelcarcinoom van de blaas. Er zijn aanwijzingen dat een tekort aan foliumzuur het risico op agressieve blaaskanker kan verhogen via veranderingen in DNA-methylatie.
 

In wetenschappelijke publicaties zijn de verbanden tussen voedingsinname van folaat en het risico op blaaskanker inconsistent. Biomarkers kunnen mogelijk een nauwkeuriger beeld geven van de voedingsstoffenstatus van patiënten. In deze studie is de samenhang onderzocht tussen pre-diagnostische concentraties serumfolaat, homocysteïne, vitamine B6 en B12 en het risico van urotheelcelcarcinomen van de blaas binnen het European Prospective Investigation into Cancer and Nutrition (EPIC-cohort).

Opzet

De onderzoekers vergeleken de gegevens van 824 nieuw gediagnosticeerde patiënten met urotheelcelcarcinoom van de blaas met gegevens van 824 controles uit het EPIC-cohort. De concentraties serumfolaat, homocysteïne en vitaminen B6 en B12 werden gemeten. Ook werd een schatting gemaakt van het relatieve risico met 95% betrouwbaarheidsintervallen voor de totale, agressieve en niet-agressieve urotheelcelcarcinomen van de blaas met behulp van conditionele logistische regressie. Daarbij zijn correcties gemaakt voor de actuele rookstatus en het aantal jaren en de intensiteit dat deze patiënten hebben gerookt en andere mogelijk beïnvloedende factoren. Aanvullend werd ook de statistische interactie met de rookstatus geëvalueerd.

Uitkomsten

Een halvering van de serumfolaatconcentraties bleek matig samen te hangen met het risico op urotheelcelcarcinomen van de blaas (risico 1,18; 95% betrouwbaarheidsinterval 0,98-1,43), maar er was een sterker verband zichtbaar voor agressieve urotheelcelcarcinomen van de blaas (risico 1,34; 95% betrouwbaarheidsinterval: 1,02-1,75). Vergeleken met nooit-rokers in het hoogste kwartiel serumfolaatconcentraties, leek de samenhang met serumfolaatconcentraties alleen duidelijk aanwezig bij actieve rokers in het laagste kwartiel serumfolaatconcentraties (risico 6,26; 95% betrouwbaarheidsinterval 3,62-10,81). Deze bevinding suggereert dat de opname óf het metabolisme van folaat door (actief) roken verandert.

Een dieet met beperkte inname van folaat bleek niet samen te hangen met agressieve urotheelcelcarcinomen van de blaas (risico 1,26; 95% betrouwbaarheidsinterval: 0,81-1,95). Eerdere studies suggereren dat de combinatie van roken en verlaagde folaatspiegels tot verhoogde chromosomale schade kan leiden. Het hogere aandeel cellen met chromosoomafwijkingen bij sigarettenrokers werd toegeschreven aan lagere folaatgehaltes bij rokers vergeleken met niet-rokers. DNA-schade veroorzaakt door roken kan dus gemoduleerd zijn via het folaatmetabolisme.

Hoewel de serumfolaatconcentraties in dit onderzoek vooral de folaatinname uit voeding weerspiegelen, werd in dit onderzoek geen verband gevonden tussen folaat uit de voeding en het risico op blaaskanker. De lage correlatie tussen serumfolaat en folaat uit voeding kan mogelijk verklaard worden door problemen met het schatten van de voedingsinname, fouten in voedingsmiddelentabellen en factoren die de biologische beschikbaarheid van folaat beïnvloeden.

Conclusies en nabeschouwing

Alina Vrieling en collega’s concluderen dat de uitkomsten van deze studie suggereren dat lagere serumfolaatconcentraties samenhangen met een toegenomen risico op urotheelcelcarcinomen van de blaas, met name de agressieve vormen van deze ziekte. Dit toegenomen risico werd alleen waargenomen bij actieve rokers, waardoor een verstorend effect door roken niet kan worden uitgesloten. De onderzoekers doen daarom de aanbeveling om deze bevindingen te bevestigen in toekomstige studies. Er is in de huidige studie geen relatie gevonden tussen serumhomocysteïne, vitamine B6 en B12 en het risico op urotheelcelcarcinomen van de blaas.

Volgens de onderzoekers kan het verband met folaat mogelijk zijn gemist in eerdere studies, omdat daarin de focus lag op folaat uit voeding in plaats van serumfolaat en waarbij alleen is gekeken naar de totale incidentie van blaaskanker en niet specifiek naar het type urotheelcelcarcinoom van de blaas. Het is mogelijk dat folaat het ontstaan van agressieve blaaskanker reguleert via DNA-methylatie, maar het exacte mechanisme achter de samenhang van folaat met agressieve blaaskanker moet nog worden opgelost.