Bewegingsinterventies hebben gunstig effect op vermoeidheid

Bewegingsinterventies hebben statistisch significante, gunstige effecten op het verminderen van vermoeidheid bij (ex-)patiënten met kanker. Dat blijkt uit een uitgebreide studie (POLARIS) uitgevoerd door Jonna van Vulpen (UMCU) en collega’s uit Nederland, VS, Canada, Duitsland, Groot-Brittannië, Noorwegen en Australië. De waargenomen effecten zijn consistent ongeacht de demografische en klinische kenmerken van de deelnemers. Begeleide bewegingsinterventies blijken een significant groter effect te hebben op afname van vermoeidheid dan niet-begeleide. Mogelijk is dit het gevolg van betere uitvoering van de oefeningen, hogere therapietrouw, selectie van patiënten, trouwere monitoring en verschil in doelstellingen.

Vermoeidheid is een veel voorkomend en mogelijk invaliderend symptoom bij patiënten met kanker. Het kan vaak effectief worden verminderd door fysieke training. Mogelijk kunnen effecten van bewegingsinterventies verschillen tussen subgroepen. In deze studie zijn meta-analyses uitgevoerd om modificatoren van bewegingseffecten te onderzoeken op kankergerelateerde vermoeidheid met behulp van individuele patiëntgegevens afkomstig van gerandomiseerde, gecontroleerde studies.

Studieopzet

De onderzoekers gebruikten patiëntengegevens afkomstig van wereldwijd 31 gerandomiseerde, gecontroleerde studies met in totaal 4.366 patiënten, van wie 3.846 personen met volledige gegevens over vermoeidheid. Met behulp van meta-analyses werden de effecten van bewegingsinterventies op vermoeidheid (z-score) geanalyseerd en de demografische, klinische, interventie- en bewegingsgerelateerde modificatoren geïdentificeerd.

Met statistische modellen werden verschillen in vermoeidheid tussen patiënten na een bewegingsinterventie en patiënten in de controlegroepen bepaald. Hierbij werd gecorrigeerd voor vermoeidheid bij aanvang van de interventie en rekening gehouden met de clustering van patiënten binnen de individuele studies. Met interactietesten werden potentiële modificatoren van trainingseffecten op vermoeidheid onderzocht.

Gunstige effecten

De bewegingsinterventies hadden statistisch significante, gunstige effecten op de vermoeidheid van de deelnemende patiënten. Er waren geen aanwijzingen voor effectmodificatie door demografische of klinische kenmerken. Begeleide interventies hadden significant grotere effecten op de vermoeidheid van de deelnemers dan niet-begeleide interventies. Begeleide interventies met een duur van twaalf weken of minder toonden grotere effecten aan op de vermoeidheid dan begeleide interventies met een langere looptijd.

Conclusie en aanbevelingen

Jonna van Vulpen en collega’s concluderen aan de hand van deze studie dat er statistisch significante, gunstige effecten optreden door bewegingsinterventies op de vermoeidheid van (ex-)patiënten met kanker. Deze effecten zijn consistent ongeacht de demografische en klinische kenmerken van de deelnemers. Deze bevindingen ondersteunen het positieve effect van fysieke training, bij voorkeur begeleide bewegingsinterventies, in de klinische praktijk.

Het grotere effect van begeleide bewegingsinterventies kan mogelijk worden verklaard door hogere therapietrouw, betere kwaliteit van de uitvoering van de oefeningen, selectie van verschillende patiënten, trouwere monitoring en verschil in doelstellingen. Nader onderzoek is nodig om de verschillen tussen interventies met verschillende trainingsduur te verklaren en de invloed hiervan te bepalen op therapietrouw en mate van bewegen van patiënten in controlegroepen.

Nabeschouwing

De beschikbaarheid van gegevens van een groot aantal individuele patiënten bood een unieke mogelijkheid om te onderzoeken of het effect van bewegingsinterventies op vermoeidheid aanzienlijk verschilde tussen subgroepen van patiënten met kanker. De onderzoekers tekenen hierbij aan dat de grootste groep patiënten in deze studie bestond uit gegevens van patiënten met borstkanker, gevolgd door prostaatkanker en hematologische maligniteiten.

Hoewel geen modererend effect van het kankertype werd waargenomen, kunnen de resultaten van deze studie niet algemeen vertaald worden naar alle kankersoorten. Verder wordt er op gewezen dat een ruime meerderheid van de geïncludeerde patiënten behandeld is met curatieve intentie. Daarom is nader onderzoek vereist naar het effect van beweging op de vermoeidheid in een gemetastaseerde setting.

  • van Vulpen JK, Sweegers MG, Peeters PHM, Courneya KS, Newton RU, Aaronson NK, Jacobsen PB, Galvão DA, Chinapaw MJ, Steindorf K, Irwin ML, Stuiver MM, Hayes S, Griffith KA, Mesters I, Knoop H, Goedendorp MM, Mutrie N, Daley AJ, McConnachie A, Bohus M, Thorsen L, Schulz KH, Short CE, James EL, Plotnikoff RC, Schmidt ME, Ulrich CM, van Beurden M, Oldenburg HS, Sonke GS, van Harten WH, Schmitz KH, Winters-Stone KM, Velthuis MJ, Taaffe DR, van Mechelen W, Kersten MJ, Nollet F, Wenzel J, Wiskemann J, Verdonck-de Leeuw IM, Brug J, May AM, Buffart LM. ‘Moderators of Exercise Effects on Cancer-related Fatigue: A Meta-analysis of Individual Patient Data.’ Med Sci Sports Exerc. 2019 Sep 12.