Diverse factoren hebben invloed op lichamelijke activiteit na darmkanker

Lichamelijke activiteit kan bijdragen aan het verbeteren van de gezondheid van overlevenden na kanker. Om bewegen onder deze groep mensen te bevorderen, is meer inzicht nodig in welke factoren daarbij een rol spelen. Margreet van Putten (IKNL) en collega’s onderzochten daarom met behulp van het patiëntenvolgsysteem PROFILES de relatie tussen symptomen, functionele en psychologische barrières en socio-demografische en klinische factoren die invloed uitoefenen op de lichamelijke activiteiten van overlevenden van dikkedarmkanker. Niet één specifieke, maar diverse groepen van barrières blijken hierbij een rol te spelen.

In de studie werden overlevenden van dikkedarmkanker geïncludeerd die tussen 2000 en 2009 werden opgenomen in de databank van de Nederlandse Kankerregistratie. Deze overlevenden kregen een verzoek om (online) gevalideerde vragenlijsten in te vullen met als doel om hun ‘matige tot krachtige fysieke activiteit’ te meten en barrières te signaleren op drie meetmomenten; 2010 (T1), 2011 (T2) en 2012 (T3). Voor de analyses van de reacties werden longitudinale regressie analyses en normale lineaire regressie technieken uitgevoerd.

Groepen factoren
Het percentage deelnemers aan de vragenlijsten bedroeg 74% (n = 2.451, T1); 47% (n = 1.547, T2); en 41% (n = 1.375, T3). Analyses toonden aan dat diverse factoren negatief geassocieerd waren met het uitoefenen van ‘matige tot krachtige fysieke activiteiten’, zoals symptoomgerelateerde barrières (vermoeidheid, kortademigheid, bijwerkingen van chemotherapie, pijn, verlies van eetlust en gewichtsverlies); psychologische barrières (depressieve symptomen en angst); functionele barrières (bijvoorbeeld laag fysieke functioneren, rolpatronen, ongunstig toekomstperspectief); socio-demografische factoren (hogere leeftijd, vrouw, geen partner) en klinische factoren (bijvoorbeeld obesitas).

De gesignaleerde barrières en het uitoefenen van ‘matige tot krachtige fysieke activiteit’ waren relatief stabiel in de tijd. In deze studie werd daarom geen verband gevonden tussen veranderingen in de barrières en veranderingen in ‘matige tot krachtige fysieke activiteit’ (binnen-subject-effecten). Groepen van functionele barrières, socio-demografische factoren, symptoomgerelateerde en psychologische barrières en klinische factoren verklaarden 11% respectievelijk 3,9%, 3,8%, 2,4% en 2,2% van de variantie in fysieke activiteiten op meetmoment T1.

Functionele aspecten 
Margreet van Putten en collega’s concluderen dat diverse functionele - en symptoomgerelateerde barrières en enkele sociaal-demografische factoren geassocieerd waren met lichamelijke activiteit bij overlevenden van dikkedarmkanker. Toekomstige interventies om fysieke activiteiten bij deze overlevenden te stimuleren, zouden baat kunnen hebben met rekening houden met functionele aspecten en symptomen van kanker en de behandeling.

  • van Putten M, Husson O, Mols F, Luyer MD, van de Poll-Franse LV, Ezendam NP. Correlates of physical activity among colorectal cancer survivors: results from the longitudinal population-based profiles registry.

  • Meer informatie over deze publicatie is verkrijgbaar via bibliotheek@iknl.nl

Gerelateerd nieuws

Nieuw rapport legt verschillen in behandeling bij kanker bloot

Sociaaleconomische status en kanker: verschillen rondom behandeling Patiënten uit lagere inkomensgroepen ondergaan minder vaak een tumorgerichte behandeling dan patiënten met een hoger inkomen. Dat blijkt onder meer uit een vandaag gepubliceerde nieuwe studie naar sociaaleconomische status en kanker door IKNL. In dit tweede deel van een drieluik over kanker en sociaaleconomische status in Nederland gaat het specifiek over behandelverschillen bij kanker in relatie tot het inkomen van patiënten. Dit is bekeken voor vijf veel voorkomende tumorsoorten: borstkanker, niet-kleincellige longkanker, darmkanker, prostaatkanker en melanoom. De resultaten tonen aan dat inkomen samenhangt met de manier waarop kanker wordt behandeld, wat kan duiden op ongelijkheden in de kankerzorg. lees verder

Voeding & leefstijl bespreken tijdens en na behandeling kanker

Mensen die na de behandeling van dikkedarmkanker gezonder eten en meer bewegen, ervaren een betere kwaliteit van leven dan lotgenoten. Patiënten krijgen echter vaak geen of weinig voorlichting over leefstijl en voeding. Merel van Veen (IKNL, Wageningen University) concludeert in haar proefschrift dat zorgprofessionals al tijdens de behandeling dienen te beginnen met het geven van voedingsinformatie en niet moeten wachten tot patiënten of naasten daar naar vragen. Een voorwaarde is dat zorgverleners meer kennis krijgen over voeding en leefstijl, want dat inzicht is momenteel beperkt. Artsen zouden het belang van een gezonde leefstijl bovendien meer moeten benadrukken, met een leidende rol voor diëtisten in dit proces.

lees verder