Betere overleving laag stadium eierstokkanker na adjuvante chemotherapie

Bij patiënten met een laag stadium (FIGO I) van hooggradige eierstokkanker leidt een optimale stadiëringsoperatie in combinatie met adjuvante chemotherapie tot zowel een langere recidiefvrije overleving als algehele overleving. Dat is een belangrijke bevinding, concluderen Juliëtte van Baal (NKI-AvL) en collega’s, omdat er in Nederland tot dusver geen consensus was over de toegevoegde waarde van adjuvante chemotherapie bij deze patiënten. Volgens de onderzoekers dienen de uitkomsten van dit onderzoek betrokken te worden bij het gezamenlijke besluitvormingsproces tussen arts en patiënt.

Het voordeel van adjuvante chemotherapie na optimale stadiëring bij patiënten met laag stadium (FIGO I) van hooggradige eierstokkanker (FIGO stadium I) staat ter discussie. In deze studie is onderzoek gedaan naar het effect van adjuvante chemotherapie op de recidiefvrije en algehele overleving van patiënten met laag stadium van hooggradige eierstokkanker in een population-based cohort.

Opzet

De onderzoekers includeerden alle patiënten die tussen 2002 en 2014 zijn gediagnosticeerd met FIGO stadium I van hooggradige eierstokkanker en een stadiëringsoperatie kregen. Gegevens over de klinische kenmerken, histopathologie, volledigheid van de stadiëringsoperatie en overleving werden verzameld uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR). Daarnaast verzamelden zij gegevens over het optreden van recidieven uit de ziekenhuisdossiers. Met de Kaplan-Meier-procedure werd de recidiefvrije overleving en algehele overleving geschat. De verschillen in kenmerken bij aanvang tussen patiënten die behandeld zijn met of zonder chemotherapie werden geanalyseerd met proportionele Cox-risico-analyses.

De onderzoekers identificeerden 233 patiënten die een optimale stadiëringsoperatie hadden gekregen. Bij 46 van de 122 patiënten (38%) trad na adjuvante chemotherapie een recidief op. Bij de patiënten die géén adjuvante chemotherapie kregen, was dit bij 21 van de 101 patiënten (21%) het geval. De recidiefvrije 5-jaarsoverleving was 81% na een stadiëringsoperatie mét chemotherapie en 59% na uitsluitend een stadiëringsoperatie. Na een mediane follow-up van 105 maanden bleken 21 patiënten (21%) in de chemotherapie-groep en 38 patiënten (31%) in de niet-chemotherapie-groep te zijn overleden. De algehele 10-jaarsoverleving van patiënten na chemotherapie was 78% en 62% van patiënten zónder chemotherapie.

Conclusies

Juliëtte van Baal en collega’s concluderen dat een optimale stadiëringsoperatie in combinatie met adjuvante chemotherapie leidt tot een verbetering van zowel de recidiefvrije overleving op langere termijn als algehele overleving van patiënten met een laag stadium (FIGO stadium I) van hooggradige eierstokkanker. Zover bekend is dit de eerste studie waarin een duidelijk overlevingsvoordeel is aangetoond na optimale stadiëringschirurgie met adjuvante chemotherapie bij deze patiënten. Dat is een belangrijke uitkomst, omdat tot dusver in Nederland geen consensus bestond over de toegevoegde waarde van adjuvante chemotherapie. Volgens de onderzoekers dienen deze bevindingen daarom ter sprake te komen tijdens het gezamenlijke besluitvormingsproces van arts en patiënt.

Lymfeklieronderzoek

Het verwijderen van voldoende lymfeklieren wordt beschouwd als een van de belangrijkste criteria voor het bereiken van een optimale stadiëring. Toch wordt lymfeklieronderzoek vaak weggelaten tijdens stadiëringsprocedures. In de huidige studie werd 37% van de patiënten niet geïncludeerd, omdat lymfeklierbemonstering achterwege bleef. In de literatuur wordt aanbevolen om ten minste tien lymfeklieren uit het bekken en directe omgeving van de lichaamsslagaders te verwijderen, hoewel er geen studies bekend zijn met duidelijke prognostische verschillen voor het aantal van tien lymfeklieren.

Subgroepanalyses binnen de huidige studie toonden aan, hoewel het om kleine aantallen ging, dat de risico’s vergelijkbaar waren voor alle subgroepen en voor patiënten na behandeling met adjuvante chemotherapie. Een gerandomiseerde klinische studie met uitsluitend patiënten met hooggradige eierstokkanker en optimale stadiëringschirurgie, inclusief resectie van tenminste twintig lymfeklieren, zou volgens de onderzoekers alle openstaande vragen overtuigend kunnen beantwoorden. Zo’n studie is vrijwel onhaalbaar.

In nationale richtlijnen in Nederland wordt adjuvante chemotherapie tot dusver als ‘optioneel’ genoemd bij patiënten met hooggradige eierstokkanker. Dat verklaart ook waarom er in Nederland regionale verschillen zijn met betrekking tot het geven van adjuvante chemotherapie. Dit betekent echter ook dat patiënten worden behandeld op basis van regionale protocollen in plaats van prognostische kenmerken. Ook om deze reden zijn de uitkomsten van de huidige studie van groot belang.