scheidingslijn

Kanker in Nederland: 
sociaaleconomische verschillen

Deel III: verschillen in overleving, verloop, gevolgen en (na)zorg bij mensen met of na kanker

→ controlebezoeken  → nazorg  → zorggebruik in de palliatieve fase

Controlebezoeken

Na de behandeling van kanker komen patiënten op controlebezoek bij hun arts of verpleegkundige. In geval van een genezende behandeling is dat om te onderzoeken of er sprake is van eventuele terugkeer van de oorspronkelijke kanker, of om een nieuwe tumor tijdig op te sporen. Ook als er geen genezende behandeling mogelijk is kunnen er controlebezoeken plaatsvinden, bijvoorbeeld om te onderzoeken of de ziekte stabiel is of te evalueren of er een andere behandeling nodig is. Tijdens een controlebezoek bespreekt de arts met de patiënt of die bijwerkingen ervaart en/of problemen met functioneren als gevolg van een behandeling, zodat de arts de patiënt indien nodig kan verwijzen. De arts stelt voor hoe vaak de patiënt op controle komt op basis van bestaande richtlijnen. Dit hangt onder meer af van de soort kanker en de behandeling. 

In de groep patiënten tot 3 jaar na diagnose gaf 87% van degenen uit de lagere inkomensgroep aan nog op controle te komen, ten opzichte van 91% in de middelste en hogere inkomensgroep, zo blijkt uit data uit de Profielstudie. Dit verschil wordt niet verklaard door kankersoort, tijd sinds diagnose, leeftijd en geslacht. Er is weinig bekend over hoe de frequentie en invulling van controlebezoeken precies verschillen naar inkomen of opleidingsniveau. Er is een Amerikaanse studie die aantoonde dat patiënten met een lager inkomen minder vaak in gesprek gaan over de controlebezoeken (DiMartino et al, 2017), maar in hoeverre dat in Nederland van toepassing is, is onbekend.


→ controlebezoeken  → nazorg zorggebruik in de palliatieve fase

Nazorg 

Ongeveer een op de drie patiënten ontvangt na hun behandeling nog (na)zorg, zo blijkt uit de Profielstudie. Onder (na)zorg verstaan we de zorg na de behandeling van kanker, bijvoorbeeld door een fysiotherapeut of psycholoog. Het aandeel mensen met of na kanker dat nazorg ontvangt is iets hoger bij degenen uit de hogere inkomensgroep (35%) dan bij degenen uit de lagere inkomensgroep (31%). Wanneer we rekening houden met leeftijd en kankersoort verdwijnt dit verschil.

Als we kijken naar het type zorgverlener dat de patiënt nazorg verleende, zien we enkele verschillen tussen de inkomensgroepen. Zo krijgen mensen met of na kanker uit de hogere inkomensgroep vaker nazorg van de fysiotherapeut en seksuoloog en volgen zij vaker een revalidatieprogramma dan mensen met of na kanker uit de lagere inkomensgroep. Mensen met of na kanker uit de lagere inkomensgroep krijgen daarentegen vaker nazorg van een maatschappelijk werker dan degenen uit de hogere inkomensgroep.

Wanneer we kijken naar opleidingsniveau in plaats van inkomensgroep, is er nauwelijks verschil in hoe vaak mensen nazorg krijgen. Er is wel verschil in het type nazorg. Mensen met of na kanker die een hbo- of universitaire opleiding hebben afgerond krijgen vaker nazorg van de psycholoog en fysiotherapeut dan mensen die alleen basisschool hebben afgerond. Ze volgen ook vaker een revalidatieprogramma en hebben vaker lotgenotencontact.



→ controlebezoeken  → nazorg  → zorggebruik in de palliatieve fase

Zorggebruik in de palliatieve fase

In onze eerdere publicatie zagen we dat patiënten met gevorderde (uitgezaaide) kanker uit de lagere inkomensgroep meer zorg gebruiken in het laatste half jaar voor overlijden. Maar als we daarop inzoomen dan zien we dat er geen verschil is in type zorgverlener, zo blijkt uit data van de eQuiPe-studie. Aan deze studie namen patiënten met diverse kankersoorten deel, met longkanker, dikkedarm-, endeldarm- en borstkanker als grootste groepen. Ongeveer 75% van de patiënten met gevorderde kanker in de lagere inkomensgroep brengt meer dan 5 bezoeken aan een hulpverlener (medisch specialist, huisarts, verpleegkundige, psycholoog) in de laatste 6 maanden, tegenover 62% van de patiënten uit de hogere inkomensgroep. Het verschil tussen de inkomensgroepen blijft bestaan als we rekening houden met leeftijd op moment van overlijden, geslacht, opleidingsniveau, wel/geen partner, religie, kankersoort, wel/geen uitzaaiingen op moment van diagnose, wel/geen bijkomende aandoeningen en tijd tot de dood in maanden.

Als we kijken naar welk type zorgverlener patiënten bezoeken in de laatste 6 maanden van hun leven, dan zien we daarin geen verschillen tussen de inkomensgroepen. De medisch specialist is de zorgverlener die het meest genoemd wordt (ongeveer 75%), gevolgd door huisarts (~65%) en verpleegkundig specialist (~57%). 


Let op: percentages tellen niet op tot 100% omdat patiënten meerdere zorgverleners kunnen zien. Ondersteunende zorg omvat de volgende zorgverleners: specialistisch palliatief team, psycholoog, geestelijk verzorger en maatschappelijk werker.