tekening van alvleesklier op tshirt

OPERATIE

Patiënten die kanker hebben in de alvleesklier of rond de alvleesklierkop kunnen als tumorgerichte behandeling een operatie en/of chemotherapie en/of bestraling krijgen. In dit hoofdstuk ligt de focus op de operatie. Het volgende komt aan bod: kenmerken en uitkomsten van de operatie, behandelingen rond de operatie en de overleving van geopereerde patiënten. Ook is er een paragraaf gewijd aan de kwaliteit van leven van mensen met alvleesklierkanker die een resectie ondergingen.


scheidingslijn

Operatie en resectie

operatie en resectie - behandelingen rond de operatie - uitkomsten rond de operatie

Zo'n 20% van alle patiënten met kanker in de alvleesklier of rond de alvleesklierkop krijgt een resectie van de primaire tumor. Dat percentage is de laatste jaren niet veranderd. Wel is het absolute aantal patiënten toegenomen bij wie een tumor in de alvleesklier of rond de alvleesklierkop werd verwijderd. In 2010 ging het om ongeveer 500 mensen, in recente jaren waren dat er rond de 700 per jaar. 

In principe komen alleen patiënten met niet-uitgezaaide kanker in aanmerking voor een alvleesklieroperatie. Een operatie van de alvleesklier is complex vanwege de ligging diep in de buik (achter de maag) en mogelijke complicaties na de operatie. De patiënt moet in een goede conditie zijn om een dergelijke operatie te kunnen ondergaan.

Ook al vindt er een gezamenlijke beoordeling plaats van de beelddiagnostiek (CT, MRI) tijdens een multidisciplinair overleg, soms blijkt tijdens de operatie (‘exploratie’) toch dat de kanker niet geheel verwijderd kan worden, bijvoorbeeld omdat de tumor lokaal te uitgebreid of toch uitgezaaid is. De operatie wordt in dat geval meestal afgebroken. In de loop der tijd zijn minder operaties afgebroken, bij alvleesklierkanker gaat dat zelfs om een daling van 33% naar 10% in de periode 2010-2022. 


Noot Aanname: indien een operatie plaatsvond, dan was op beelddiagnostiek waarschijnlijk nog geen uitzaaiing zichtbaar.


Resectie

Operaties voor kanker in de alvleesklier of rond de alvleesklierkop worden uitgevoerd in gespecialiseerde ziekenhuizen. Slechts 0,2% van alle alvleesklierresecties binnen Nederland werd buiten een gespecialiseerd ziekenhuis uitgevoerd, bijvoorbeeld omdat men vooraf aan de operatie dacht dat de kanker uitging van de maag of darm.


scheidingslijn

Behandelingen rond de operatie

operatie en resectie - behandelingen rond de operatie - uitkomsten rond de operatie

Een patiënt die een operatie heeft ondergaan, wordt vaak aanvullend behandeld met als doel om eventueel achtergebleven tumorcellen te vernietigen. Bij patiënten met alvleesklierkanker bleek dat chemotherapie na resectie de overleving verbeterde, maar veel patiënten kwamen daar na de resectie niet aan toe. Daarom is onderzocht of chemotherapie vooraf aan de operatie meerwaarde had. Het doel van zo'n voorbehandeling is het verkleinen van de tumor. Ook kan bij patiënten waar de kanker zeer snel groeit, een (zinloze) operatie worden vermeden.

Na aantoning van de meerwaarde van behandeling vooraf aan een operatie voor alvleesklierkanker is aanvullende behandeling (voor en/of na de resectie) toegenomen van minder dan de helft naar ongeveer driekwart van alle patiënten met alvleesklierkanker die een resectie ondergingen.



Behandelingen vóór de operatie bij alvleesklierkanker

Vooraf aan een operatie (resectie, exploratie) bij alvleesklierkanker wordt chemotherapie (gemcitabine) met radiotherapie of alleen chemotherapie (FOLFIRINOX: combinatie van 5-fluorouracil, irinotecan, oxaliplatin en leucovorin) gegeven. Dit is onder andere gebaseerd op resultaten van gerandomiseerde studies in Nederland (PREOPANC, PREOPANC-2). Vooralsnog wordt de voorbehandeling (neoadjuvante therapie) gegeven aan patiënten met uitgebreider vaatbetrokkenheid (‘borderline resectabel’). Bij patiënten die van geen of minimale vaatbetrokkenheid (‘resectabel’) hebben, wordt dit nog verder onderzocht.

[link naar PREOPANC-2: in pubmed nog niet beschikbaar

Patiënten met lokaal uitgebreide alvleesklierkanker (locally advanced pancreatic cancer of ‘LAPC’) komen in eerste instantie niet in aanmerking voor operatie, maar na voorbehandeling met chemotherapie (doorgaans FOLFIRINOX) blijken sommigen alsnog een resectie te kunnen ondergaan. 



Behandeling na de operatie bij alvleesklierkanker

Voor patiënten die geen voorbehandeling hebben gehad, adviseert de Nederlandse richtlijn pancreascarcinoom sinds 2019 modified FOLFIRINOX (aangepaste combinatie van 5-FU, leucovorin, irinotecan en oxaliplatin) voor patiënten in een goede conditie. Bij patiënten met een minder goede conditie of bij patiënten ouder dan 75 jaar kan gekozen voor gemcitabine (eventueel) in combinatie met capecitabine. 


scheidingslijn

Uitkomsten rond operatie

operatie en resectie - behandelingen rond de operatie - uitkomsten rond de operatie

Onder uitkomsten van resectie worden de korte termijn chirurgische uitkomsten (bv. sterfte op de korte termijn) verstaan, maar ook de overleving op de langere termijn. Ook de evaluatie van de kwaliteit van leven tijdens en na het behandeltraject valt hieronder. 


Korte termijn uitkomsten na resectie

Een alvleesklieroperatie, met name van de kop van de alvleesklier, geldt als een complexe operatie met een verhoogd risico op complicaties en sterfte. 

Sinds 2010 overlijden minder patiënten na een operatie, deels omdat patiënten iets minder vaak overlijden aan een complicatie van de operatie.



Kwaliteit van leven na resectie van alvleesklierkanker

Patiënten met alvleesklierkanker die een resectie ondergaan (al dan niet aangevuld met chemotherapie voor of na de operatie), ervaren op veel aspecten een tijdelijke verlaging van hun kwaliteit van leven. Met name het dagelijks functioneren (rol functioneren) en het sociaal functioneren laten een flinke dip zien.

Tot zes maanden na de behandeling rapporteren patiënten vaak seksuele problemen, winderigheid, een opgeblazen gevoel, een veranderde stoelgang en pijn. Klachten van de lever (geelzucht en/of jeuk) nemen snel af, waarschijnlijk als gevolg van een verbeterde galafvloed via een stent of door de operatie zelf. Minder vaak genoemd zijn problemen met eten en bijwerkingen tijdens de behandelperiode (niet getoond). Die namen vooral (tijdelijk) toe tijdens de behandeling.



Overleving na resectie

De geobserveerde overleving van patiënten die een resectie hebben ondergaan, is toegenomen over de tijd. Wel is er een fors verschil tussen patiënten met alvleesklierkanker en distale galwegkanker enerzijds en patiënten met ampul- of twaalfvingerige darmkanker anderzijds.

Sinds het vorige rapport in 2021 is de overleving van patiënten met alvleesklierkanker die een resectie ondergingen, verder gestegen. Waarschijnlijk is die ontwikkeling beïnvloed door wijzigingen in het type aanvullende behandeling rond de resectie. Daarnaast is er een groep patiënten die na voorbehandeling niet meer toekomt aan een resectie. Zij tellen niet meer mee in deze overlevingscijfers. En er is een groep patiënten met lokaal uitgebreide alvleesklierkanker die alsnog een resectie konden ondergaan na een periode van (palliatieve) chemotherapie. Zij tellen wel mee in deze cijfers.