
BESLUITVORMING
Dit onderdeel beschrijft de tumorkenmerken waarop het behandelplan voor een patiënt met alvleesklierkanker wordt gebaseerd. Ook komt de patiëntbespreking in het multidisciplinair overleg (MDO) aan bod en een overzicht van de ondersteunende zorg die opgestart wordt om eventuele geelzucht en voedselpassageklachten te verhelpen.

Tumorkenmerken ten tijde van mdo
tumorkenmerken ten tijd van multidisciplinair overleg - multidisciplinair overleg - ondersteunende zorg
Patiënten ervaren vaak pas in een laat stadium klachten die specifiek genoeg zijn voor een ‘verdenking alvleesklierkanker’. Als gevolg daarvan blijkt de kanker bij onderzoek vaak al doorgegroeid naar de directe omgeving of uitgezaaid naar andere organen. Op basis van beelddiagnostiek (meestal een CT-scan), aangevuld met microscopisch onderzoek van tumorweefsel (histologie) of tumorcellen (cytologie), wordt de locatie, het type en de uitgebreidheid van de tumor vastgesteld.
Als er op beelddiagnostiek geen uitzaaiingen zichtbaar zijn, dan is de mate waarin de tumor in contact staat met belangrijke bloedvaten achter de alvleesklier bepalend voor de vraag of de tumor geopereerd kan worden of niet (‘resectabiliteit’). In Nederland worden doorgaans de DPCG-criteria gebruikt. Bij een ‘resectabele’ tumor is er geen of beperkt veneus vaatcontact zichtbaar op beelddiagnostiek, bij ‘borderline resectabel’ is sprake van uitgebreider veneus vaatcontact en/of beperkt arterieel vaatcontact, bij ‘lokaal uitgebreide’ tumor ('LAPC') is sprake van zeer uitgebreide veneuze vaatbetrokkenheid en/of uitgebreider arterieel vaatcontact.

Multidisciplinair overleg
tumorkenmerken ten tijd van multidisciplinair overleg - multidisciplinair overleg - ondersteunende zorg
Nederlandse richtlijnen (SONCOS) schrijven voor dat minstens 90% van alle patiënten met kanker worden besproken in een multidisciplinair overleg (MDO). Voor patiënten met de ‘verdenking alvleesklierkanker’ geldt dat de volgende specialisten meestal betrokken zijn bij het MDO in een ‘centrum’ (een ziekenhuis waar alvleesklieroperaties plaatsvinden): radioloog, patholoog, MDL-arts, chirurg, oncoloog, radiotherapeut, verpleegkundige en een ouderengeneeskundige. Tijdens een MDO worden de resultaten van onderzoeken en de fitheid van de patiënt besproken en geëvalueerd. Vervolgens komen de artsen tot een behandeladvies dat met de patiënt wordt besproken.
Uit de data blijkt dat minder dan 90% van de patiënten met kanker in de alvleesklier of rond de alvleesklierkop besproken worden in een MDO waar specialisten uit een centrum bij betrokken zijn. Bij patiënten die op beelddiagnostiek geen uitzaaiingen hebben, was dit in de afgelopen jaren 82% en bij degenen met uitzaaiingen 48%. Waarschijnlijk is dit te verklaren doordat een deel van de patiënten al te ziek is om voor behandeling in aanmerking te komen. Ook is tussen regio's in Nederland een behoorlijke variatie zichtbaar.
Keuzehulp behandeling
De vooruitzichten bij uitgezaaide alvleesklierkanker zijn helaas beperkt. De behandelkeuzes zijn complex, persoonlijk en moeten vaak onder tijdsdruk worden genomen. Daarom is er een keuzehulp die in de alvleesklierkankercentra gebruikt wordt. Uit de implementatiestudie blijkt dat zowel patiënten als zorgverleners deze tool zeer waarderen. De keuzehulp biedt betrouwbare informatie en ondersteunt bij het maken van een passende behandelkeuze.

Ondersteunende zorg
tumorkenmerken ten tijd van multidisciplinair overleg - multidisciplinair overleg - ondersteunende zorg
Voordat een patiënt kan beginnen met een behandeling die gericht is op de kanker, is het soms nodig om eerst bepaalde klachten van de galafvloed en voedselpassage te verminderen of om de algehele fitheid van de patiënt te verbeteren. Soms blijft het alleen bij die ondersteunende zorg en krijgt de patiënt geen andere behandelingen meer. Het doel is het verbeteren van de kwaliteit van leven.
Galafvloed
Bij kanker in de alvleesklierkop, distale galweg en ampul is op het moment van diagnose vaak sprake van belemmering van de galafvloed, dit is zichtbaar als geelzucht. Ophoping van gal in de lever kan de leverfunctie schaden. Met galwegdrainage, meestal uitgevoerd door een maag-darm-leverarts, wordt geprobeerd de galafvloed van de lever naar de darm te verbeteren. Er zijn verschillende materialen en technieken om dat te doen, bijvoorbeeld met behulp van een inwendige plastic of metalen stent of via een drain met directe afvloed buiten het lichaam. Bij hoge uitzondering legt een chirurg direct een omleiding (bypass) aan. Het gebruik van metalen stents neemt in de loop der tijd toe.
Voedselpassage
Als iemand kanker in de twaalfvingerige darm heeft, is vaak sprake van een belemmering van de voedselpassage. Daardoor valt de patiënt snel af. Een maag-darm-leverarts of chirurg kan de voedselpassage verbeteren met verschillende technieken. In de loop van de tijd is er een verschuiving zichtbaar van het plaatsen van stents en bypasses naar een inwendige verbinding (stomie) aanleggen tussen maag en darm.