Neoadjuvante chemoradiotherapie heeft voorkeur bij cT2N0M0 slokdarmkanker

De klinische stadiëring van patiënten met stadium cT2N0M0 slokdarmkanker is in Nederland zeer onnauwkeurig. Die conclusie trekken Lucas Goense (UMCU) en collega’s op basis van een studie met gegevens van de Nederlandse Kankerregistratie. Ook stellen zij vast dat patiënten met cT2N0M0 slokdarmkanker die neoadjuvante chemoradiotherapie ontvingen, vaker een radicale resectie kregen en een betere algehele overleving hadden, dan patiënten die uitsluitend een operatie kregen. Zo lang de klinische stadiëring niet significant verbetert, dient neoadjuvante chemoradiotherapie volgens de onderzoekers de voorkeursbehandeling te zijn bij patiënten met stadium cT2N0M0 slokdarmkanker. 

In deze population-based cohortstudie is onderzocht of het toevoegen van neoadjuvante chemoradiotherapie aan een operatie leidt tot verbeterde, pathologische uitkomsten en overleving van patiënten met stadium cT2N0M0 slokdarmkanker.

Opzet en resultaten
De onderzoekers gebruikten gegevens uit de Nederlandse Kankerregistratie van alle patiënten met stadium cT2N0M0 slokdarmkanker die tussen 2005 – 2014 neoadjuvante chemoradiotherapie kregen gevolgd door een operatie of enkel een chirurgische behandeling kregen. De nauwkeurigheid van de klinische stadiëring werd beoordeeld op basis van het resectiepreparaat (gouden standaard). Na afstemming door middel van de ‘propensity score’ werd de invloed van beide behandelstrategieën vergeleken met de kans op het krijgen van een radicale resectie (R0) en de algehele overleving.

In de studie werden in totaal 533 patiënten geïncludeerd, van wie 353 neoadjuvante chemoradiotherapie ontvingen gevolgd door een operatie en 180 patiënten uitsluitend een operatie. In de groep met neoadjuvante chemoradiotherapie bereikte 32% van de patiënten een pathologisch complete respons. Klinische onderstadiëring werd waargenomen bij 62% van de patiënten in de groep die uitsluitend een operatie kreeg op basis van pT-stadium (n = 30, 27%), pN-stadium (n = 26, 23%), of beide (n = 55, 50%). 

De koppeling op basis van propensity score leidde tot een selectie van 78 patiënten die neoadjuvante chemoradiotherapie plus een operatie ontvingen, en 78 patiënten die uitsluitend een operatie kregen. In de groep patiënten met neoadjuvante chemoradiotherapie kwamen meer radicale resecties voor (99% versus 89%; p < 0,05) en was een verbetering zichtbaar van de algehele 5-jaarsoverleving (46% versus 33% p < 0,05).

Conclusie en aanbevelingen
Lucas Goense en collega’s concluderen aan de hand van deze population-based studie dat de klinische stadiëring van patiënten met stadium cT2N0M0 slokdarmkanker zeer onnauwkeurig was. Vergeleken met patiënten die uitsluitend een operatie kregen, hing het krijgen van neoadjuvante chemoradiotherapie samen met een hoger aandeel radicale resecties en een verbeterde algehele overleving. Zo lang de klinische stadiëring niet significant verbetert, is het volgens de onderzoekers aanbevolen om neoadjuvante chemoradiotherapie als voorkeursbehandeling te hanteren bij patiënten met stadium cT2N0M0 slokdarmkanker. 

In de nabeschouwing wijzen de auteurs op een aantal beperkingen van dit onderzoek, waaronder het retrospectieve karakter en het ontbreken van randomisatie. Om te corrigeren voor mogelijk verstorende factoren voerden de onderzoekers een propensity score analyse uit om de vergelijkbaarheid tussen beide groepen te verbeteren. Vanwege de inclusie van patiënten die gedeeltelijk in verschillende tijdsperioden zijn behandeld, kan het zijn dat moeilijk meetbare variabelen desondanks niet geheel gelijkwaardig waren. Dit kan tot op zekere hoogte de verschillen tussen beide groepen verklaren. 

Studie in perspectief
Daar staan volgens de onderzoekers een aantal sterke punten tegenover, zoals de relatief grote omvang van de steekproef vergeleken met veel eerdere studies. Verder staat de Nederlandse Kankerregistratie bekend om haar betrouwbare en objectieve gegevensverzameling. Resumerend: dit is een van de eerste studies waarin een directe vergelijking wordt gemaakt tussen een sterk aanbevolen multimodale behandeling versus uitsluitend een operatie bij patiënten met cT2N0M0 slokdarmkanker. Aan deze studie werkten mee onderzoekers en artsen van Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMCU) en IKNL.

  • Goense L, Visser E, Haj Mohammad N, Mook S, Verhoeven RHA, Meijer GJ, van Rossum PSN, Ruurda JP, van Hillegersberg R: ‘Role of neoadjuvant chemoradiotherapy in clinical T2N0M0 esophageal cancer: A population-based cohort study’. Eur J Surg Oncol. 2018 Feb 13. pii: S0748-7983(18)30415-3.

  • Meer informatie over deze publicatie is verkrijgbaar via bibliotheek@iknl.nl