Eerstelijnsbehandeling en overleving periampullaire kanker in kaart

Wanneer een tumor wordt aangetroffen rond de kop van de alvleesklier is er sprake van periampullaire kanker. Evelien de Jong (MUMC) en collega’s brachten voor het eerst de behandelstrategieën en overleving hiervan in kaart op basis van data uit de Nederlandse Kankerregistratie.

Het periampullaire adenocarcinoom kent vier verschijningsvormen: het adenocarcinoom van de alvleesklier (PAC, pancreatisch (ductaal) adenocarcinoom), het distaal cholangiocarcinoom (DC) in het laatste deel van de galweg, ampullaire kanker (AC) in de papil van Vater of het duodendale adenocarcinoom (DA) in de twaalfvingerige darm. Resectie is de enige behandelmogelijkheid met curatieve intentie, soms aangevuld met adjuvante therapie.De vier tumoren liggen dicht bij elkaar. Het dilemma wat daarbij onstaat is of de tumoren ook om een andere benadering vragen.  

Effect overleving

De Jong en collega’s wilden weten welke behandelstrategieën bij deze vormen worden toegepast, wat de gemiddelde overleving is en welk effect adjuvante chemotherapie heeft op de overleving. Om antwoord te vinden op die vragen doken de onderzoekers in gegevens van patiënten die tussen 2012 en 2018 de diagnose niet-uitgezaaide periampullaire kanker kregen. Dat waren ruim 8700 mensen. De belangrijkste resultaten in de tabel:

  PAC (n=5982) DC (n=1173) AC (n=1015) DA (n=585)
Aandeel periampullaire kanker (totaal 100%) 68% 13% 12% 7%
% Resectie toegepast  35% 56% 70% 59%
% (Neo)adjuvant behandeld 22% 7% 7% 7%
% 3-jaarsoverleving 11% 21% 37%  34%
Draagt adjuvante therapie bij aan overleving* Ja Ja Nee Nee

Het lagere percentage resectie bij PAC schrijven de onderzoekers toe aan de ligging: de tumor bevindt zich nabij vitale bloedvaten, waardoor een chirurgische ingreep met hoge risico’s gepaard gaat. Bij AC wordt de tumor vaak in een vroeger stadium gevonden (65 procent van de patiënten had een stadium-I tumor, ten opzichte van 11-40 procent bij de andere vormen van periampullaire kanker). Dit relatief hoge cijfer verklaart het resectiepercentage van 70 procent en de hogere overlevingscijfers. Het feit dat adjuvante therapie bij kan dragen aan betere overleving bij PAC komt overeen met de bevindingen van eerder gerandomiseerd onderzoek. Welke adjuvante therapie het meest gunstige effect heeft op de overleving bij DC komt uit de analyse van De Jong en collega’s niet naar voren, en vraagt om nader onderzoek 

Eerstelijns chemotherapie

In een vervolgstudie die verscheen in de Acta Oncologica brachten De Jong en collega’s in kaart welk type eerstelijns chemotherapie (adjuvant en palliatief) patiënten met periampullaire kanker kregen. De onderzoeksperiode betrof 2015-2019, de populatie van de studie bedroeg ruim 2600 patiënten (waarvan circa 1000 een adjuvante behandeling kregen en ruim 1600 een palliatieve). Ook hier heeft het overgrote deel van de patiëntgroep een PAC (85%), gevolgd door DC (6%), DA (6%) en AC (3%). 
De onderzoekers zien daarin dat voor PAC en DC de beschikbare nationale en internationale richtlijnen worden gevolgd en bij DA vooral chemotherapie wordt gegeven conform de richtlijnen voor darmkanker. In de eerste jaren werden patiënten met PAC vooral behandeld met gemcitabine. Na publicatie van de PRODIGE-24 trial is een snelle toename van FOLFIRINOX zichtbaar, een behandeling die tevens in 2019 is opgenomen in de richtlijnen. Behandeling met FOLFIRINOX liet een betere overleving zien bij patiënten gediagnosticeerd met PAC. Patiënten met AC kregen echter een grote variëteit aan type chemotherapie. Dit betrof alle chemotherapieschema’s die bij de andere periampullaire tumoren zijn gegeven, zonder dat één type er duidelijk uit sprong.

Deze twee studies van De Jong en collega’s laat voor het eerste zien welke behandelstrategieën worden toegepast voor patiënten met periampullaire kanker in Nederland. Daarin komt ook duidelijk naar voren dat voor relatief weinig voorkomende vormen (DA en AC) richtlijnen ontbreken en het evidence-based onderzoek schaars is. 
 
(*) statistisch significant in deze populatie

Gerelateerd nieuws

Betere zorg alvleesklierkanker vraagt om meer persoonlijke aanpak

Proefschrift Simone Augustinus Alvleesklierkanker (pancreascarcinoom) kent over het algemeen een slechte prognose. Om patiënten zo goed mogelijk te helpen, werken medisch specialisten in een multidisciplinair team samen in de Dutch Pancreatic Cancer Group. Daarin wordt kennis over de nieuwste behandelmethoden gedeeld binnen expertisecentra, zodat patiënten de voor hen meest optimale behandeling kunnen krijgen. Het proefschrift van Simone Augustinus (Amsterdam UMC) over het Dutch Pancreatic Cancer Project (PACAP) beschrijft de meest recente wetenschappelijke inzichten van deze samenwerking. lees verder

Netwerkzorg bij diagnose- en behandeltraject alvleesklierkanker: Nederland loopt voor, maar ruimte voor verbetering

Jana Hopstaken onderzocht het diagnose- en behandeltraject bij alvleesklierkanker

Jana Hopstaken (Radboudumc) bracht met NKR-data de effecten van netwerkzorg in kaart rondom Nederlandse centra die gespecialiseerd zijn in de behandeling van alvleesklierkanker. Meestal wordt er gekeken naar effecten van een behandeling (bijvoorbeeld chirurgie), maar onderzoek hoe ziekenhuizen samenwerken in het diagnostische of behandelingstraject is er niet tot nauwelijks. Ze ziet dat in Nederland samenwerking en dataverzameling er beter op staat dan in andere landen, maar ook punten ter verbetering. ‘Op een congres in de VS vernam ik onlangs dat ze daar langzaamaan pas beginnen met centralisatie en netwerkzorg.’

lees verder