IKNL | juni 2024
DURE GENEESMIDDELEN | BEHANDELING
Cijfers over het type behandeling met dure geneesmiddelen bij kanker
Dure geneesmiddelen kunnen als monotherapie worden gegeven of in combinatie met andere middelen of andere behandelmodaliteiten, zoals radiotherapie of chirurgie. Ze worden ingezet bij hematologische maligniteiten, bij solide tumoren in een gevorderd stadium (lokaal uitgebreide of uitgezaaide ziekte) en als aanvullende behandeling bij solide tumoren die nog niet zijn uitgezaaid. In dat laatste geval spreekt men van adjuvante (na een operatie) of neoadjuvante (voor een operatie) behandeling. Dure geneesmiddelen bij kanker kunnen worden verdeeld in de volgende groepen: chemotherapie, hormonale geneesmiddelen, immunotherapie en doelgerichte therapie en radionucliden. De groep immuno- en doelgerichte therapie bevat de meeste middelen die voldoen aan de definitie dure geneesmiddelen.
Leeswijzer | Gebruikte definities
DURE GENEESMIDDELEN De groep dure geneesmiddelen bestaat uit alle ‘add-on geneesmiddelen’. Dit zijn geneesmiddelen die in het ziekenhuis verstrekt worden en waarvan de kosten gemiddeld meer dan € 1.000 per patiënt per jaar bedragen.
INITIËLE BEHANDELING De eerste behandeling(en) die volgen op de diagnose. Dit omvat niet de behandelingen bij verergerende ziekte (progressie) of terugkerende ziekte (recidief).
DECLARATIE De declaratie van een add-on geneesmiddel voor één indicatie voor één persoon in een jaar. Als een patiënt meerdere middelen heeft gehad (bijvoorbeeld vanwege een combinatietherapie) of hetzelfde middel voor verschillende indicaties, worden per patiënt dus meerdere declaraties geteld.
TRENDS IN INZET GROEPEN DURE GENEESMIDDELEN
Typen dure geneesmiddelen
Van de dure geneesmiddelen worden middelen uit de groep chemotherapie het vaakst ingezet: ruim 100 duizend declaraties in 2022. De inzet van immuno- en doelgerichte therapie is gestegen van ruim 43 duizend declaraties in 2017 naar ruim 66 duizend in 2022, een stijging van bijna 53%. De uitgaven aan immuno- en doelgerichte therapie zijn aanzienlijk hoger dan de uitgaven aan chemotherapie, en deze stijgen ook het hardst (zie Uitgaven). Het aantal declaraties van hormonale therapie is relatief laag, maar de uitgaven per declaratie zijn vergelijkbaar met die van immuno- en doelgerichte therapie.
NB. Vanwege het relatief lage aantal patiënten dat radionucliden ontvangt, is deze groep niet weergegeven in de figuur.
* Declaraties: De y-as geeft het aantal declaraties weer, niet het aantal patiënten. Patiënten kunnen meerdere keren worden meegeteld.
Inzet van immuno- en doelgerichte therapie
Immuno- en doelgerichte therapie heeft van alle dure geneesmiddelen de meeste budgetimpact. Voor welke indicaties worden deze middelen het meest ingezet? Bij solide tumoren is dat met name voor kanker in een gevorderd stadium (lokaal uitgebreide of uitgezaaide kanker). De (neo)adjuvante inzet van deze geneesmiddelen neemt tot en met 2022 ook toe, zij het minder sterk. De uitgaven aan deze middelen volgen ruwweg hetzelfde patroon als het aantal declaraties, met als opvallend verschil dat de uitgaven voor hematologische maligniteiten in 2022 lager waren dan in 2021 (zie Uitgaven). Dit heeft te maken met het verlopen van het patent van een middel (lenalidomide), waardoor de uitgaven aan dat middel fors lager werden.
* Declaraties: De y-as geeft het aantal declaraties weer, niet het aantal patiënten. Patiënten kunnen meerdere keren worden meegeteld.
Methode
Databronnen
De gegevens zijn afkomstig uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) die wordt beheerd door IKNL, en de GIP-databank van Zorginstituut Nederland. Daarnaast zijn gegevens over sterfte gebruikt van het CBS. Ook zijn voor het hoofdstuk Uitgaven aanvullende gegevens gebruikt van de website van De Staat van Volksgezondheid en Zorg, de website van de Nederlandse Zorgautoriteit, Zorgcijfersdatabank en de Kamerbrief voortgang financiële arrangementen geneesmiddelen 2023.
De NKR is een databank met gegevens van alle patiënten met kanker in Nederland. Deze bevat informatie over diagnostiek, patiënt- en tumorkarakteristieken, de behandeling en overleving. Doordat in de NKR voor de meeste kankersoorten nog geen complete informatie is vastgelegd over behandelingen die worden gegeven na de initiële behandeling, bevat deze website alleen informatie uit de NKR over patiënten die als onderdeel van de initiële behandeling dure geneesmiddelen (zie ‘Definities van geneesmiddelen’) hebben gekregen.
GIP-databank bevat declaratiegegevens per kalenderjaar voor alle add-on geneesmiddelen. Dit zijn geneesmiddelen die door het ziekenhuis worden verstrekt en die apart gedeclareerd worden naast een diagnosebehandelcombinatie (DBC). De uitgaven betreffen de door zorgverzekeraars aan zorgaanbieders vergoede kosten. De declaratiegegevens in de GIP-databank zijn gebaseerd op de prijs van het geneesmiddel exclusief (vertrouwelijke) kortingsafspraken. In GIP-databank zijn zowel de totale jaarlijkse uitgaven als het totaal aantal declaraties per indicatie van een add-on middel binnen een kankersoort bekend. Hierin zijn dus alle declaraties inbegrepen gedurende het gehele ziektebeloop (zowel bij de initiële behandeling als bij latere behandelingen).
Het CBS beschikt over informatie over de doodsoorzaak van personen die zijn ingeschreven bij de Basisregistratie Personen (BRP). De doodsoorzaak is gedefinieerd als de ziekte of gebeurtenis waarmee de aaneenschakeling van gebeurtenissen die tot de dood leidde, startte. Doordat de doodsoorzaken door het CBS bij sommige kankersoorten iets anders zijn ingedeeld, wijkt de kankersoortindeling in de figuren van uitgaven ten opzichte van incidentie en sterfte in het hoofdstuk Uitgaven iets af ten opzichte van andere figuren.
Afbakeningen data
Analyses NKR-data
- Leeftijd patiënten ≥ 18 jaar
- Invasieve tumoren
- Alleen initiële behandelingen; geen behandelingen voor terugkerende of verergerende ziekte.
- Voor meerdere tumoren bij dezelfde patiënt worden de internationale regels van IACR gehanteerd. Dit betekent dat per persoon meerdere tumoren in hetzelfde orgaan doorgaans maar één keer geteld worden (bijvoorbeeld borstkanker in de linker- en de rechterborst), maar twee tumoren in verschillende organen wel beide worden geteld (bijvoorbeeld borstkanker en darmkanker).
Analyses data GIP-databank
- De analyses van gegevens van de GIP-databank bevatten enkel de inzet van add-on geneesmiddelen voor oncologische aandoeningen (dus geen (off-label) toepassingen voor andere aandoeningen).
Definities van geneesmiddelen
In dit product wordt gebruikgemaakt van verschillende classificaties van geneesmiddelen. Deze zijn als volgt gedefinieerd:
- Dure geneesmiddelen: Alle ‘add-on geneesmiddelen’ die zijn inbegrepen in de declaratiedata (van 2017 t/m 2022) van de GIP-databank van Zorginstituut Nederland. Add-on geneesmiddelen zijn geneesmiddelen die in het ziekenhuis verstrekt worden en waarvan de kosten gemiddeld meer dan € 1.000 per patiënt per jaar bedragen.
- Chemotherapie: Voor oncologische indicaties gedeclareerde chemotherapeutische middelen uit de ATC-groep L01A t/m L01D (alkylerende middelen, antimetabolieten, plantalkaloïden & andere natuurlijke producten, cytotoxische antilichamen & verwante substantia)
- Immuno- / doelgerichte therapie: De categorie add-on geneesmiddelen met de hoogste uitgaven: de voor oncologische indicaties gedeclareerde middelen uit de ATC-groepen L01E (proteïnekinaseremmers), L01F (monoclonale antilichamen), L01X (overige antineoplastische agentia) en L04A (immunosuppresanten) (zie Bijlage 1).
- Hormonale (endocriene) therapie: voor oncologische indicaties gedeclareerde hormonale dure geneesmiddelen uit de ATC-groep L02B (hormoonantagonisten en gerelateerde agentia)
- Radionucliden: voor oncologische indicaties gedeclareerde radionucliden uit de ATC-groep V10 (therapeutische radiopharmaceutica)
Populatie
De data over het aantal declaraties (waarbij een declaratie is gedefinieerd als de declaratie van een add-on geneesmiddel voor één indicatie voor één persoon in een jaar) zijn afkomstig uit de GIP-databank. De informatie over patiëntkenmerken zoals leeftijd en het ziektestadium zijn afkomstig uit de NKR. Deze kenmerken worden vergeleken tussen patiënten die in de initiële behandeling zijn behandeld met immuno- / doelgerichte therapie (de categorie middelen met de hoogste budgetimpact) en alle patiënten met een diagnose in dat jaar. De patiënten die met deze geneesmiddelen zijn behandeld omvatten alleen de patiënten die deze middelen in de initiële behandeling hebben gekregen, zoals eerder uitgelegd.
Behandeling
De informatie uit het hoofdstuk ‘Behandeling’ is afkomstig uit de GIP-databank. Deze declaratiedata omvatten de inzet van dure geneesmiddelen in alle behandellijnen.
Overleving
De informatie over overleving is afkomstig uit de NKR. De overlevingsanalyses betreffen steeds de totale patiëntpopulatie, dus omvatten ook patiënten die geen dure geneesmiddelen hebben gehad. Patiënten die niet met dure geneesmiddelen behandeld worden hebben vaak andere kenmerken dan patiënten die wel dure geneesmiddelen krijgen. Ze zijn bijvoorbeeld gemiddeld ouder en hebben gemiddeld genomen meer comorbiditeit. Deze verschillen tussen de beide patiëntengroepen maken een vergelijking met NKR-data ingewikkeld. In klinische trials wordt wel een vergelijking gemaakt tussen wel en niet behandelde patiënten, omdat in een trial beide patiëntengroepen wel dezelfde kenmerken hebben. Daarnaast is het niet zinnig om met NKR-data de trend in overleving van enkel de behandelde patiënten weer te geven. Allereerst omdat in veel gevallen onbekend is welke patiënten vóór de introductie van een middel ervoor in aanmerking zouden zijn gekomen en verder omdat in de loop van de tijd de indicatie van een middel kan wijzigen. De overlevingscijfers van de totale populatie laten dus zien wat de bijdrage van dure geneesmiddelen is voor de totale populatie.
Voor overleving worden verschillende uitkomstmaten gehanteerd:
- Mediane overleving in maanden: het aantal maanden na diagnose waarop de helft van de patiënten nog in leven is en de andere helft is overleden. Hiervoor is de Kaplan-Meier methode gebruikt. De mediane overleving is vooral een geschikte uitkomstmaat als de sterfte de eerste periode na de diagnose hoog is en veranderingen in de sterftekansen in die periode optreden. Op dezelfde manier kan ook het aantal maanden na diagnose worden berekend waarna een kwart dan wel driekwart van alle patiënten is overleden (respectievelijk het 25e en 75e percentiel). Als er weinig sterfte is, is de mediane overleving geen geschikte uitkomstmaat.
- Relatieve overleving: het percentage patiënten dat een bepaald aantal jaren na de diagnose nog in leven is, gecorrigeerd voor het verwachte percentage mensen met dezelfde leeftijd en geslacht dat in leven is op basis van de levensverwachting in de algemene bevolking. Hiervoor is de Ederer II-methode gebruikt. Er is leeftijdsstandaardisatie toegepast om te corrigeren voor veranderingen in de leeftijdsopbouw in de loop van de tijd. Hiervoor zijn de ICSS-gewichten toegepast zoals beschreven door Corazziari et al. (European Journal of Cancer, 2004). De relatieve overleving is een geschikte uitkomstmaat voor alle soorten kanker, maar kan niet altijd zeer recente ontwikkelingen tonen. De relatieve overleving wordt weergegeven bij een minimumaantal van 50 patiënten per tijdsperiode.
Voor de overlevingsanalyses van solide tumoren zijn alleen de patiënten met uitzaaiingen op afstand bij diagnose geselecteerd (M1-categorie in de TNM-classificatie, tumoruitbreiding ‘metastase op afstand’ of ‘primaire lokalisatie onbekend’).
Uitgaven
De informatie uit het hoofdstuk ‘Uitgaven’ is grotendeels afkomstig uit de GIP-databank. Deze data zijn aangevuld met informatie van de website van De Staat van Volksgezondheid en Zorg over de totale uitgaven aan dure geneesmiddelen voor alle aandoeningen samen, informatie van de website van de Nederlandse Zorgautoriteit en Zorgcijfersdatabank over uitgaven in de medisch-specialistische zorg, informatie uit de Kamerbrief voortgang financiële arrangementen geneesmiddelen 2023 over vertrouwelijke kortingen, en met informatie uit de NKR over de incidentie en sterfte van verschillende soorten kanker.
Colofon
Auteurs: Lieke van Disseldorp, Femke Jacobs, dr. Anke Richters, Werner Tolsma, dr. Otto Visser, Chantal Pereira
Vormgeving/datavisualisatie: Camila van Ham en Marja van Vliet
Met dank aan alle in- en externe experts die feedback hebben geleverd
Bijlage 2 - Definities kankersoorten
De definities van de meeste kankersoorten zijn conform NKR Cijfers. Enkele kankersoorten waarvoor een specifieke definitie is aangehouden, zijn:
- Borstkanker: alleen invasief mammacarcinoom, dus excl. DCIS
- Melanoom: melanoom van de huid, mucosaal melanoom, melanoom met onbekende primaire lokalisatie (exclusie: oogmelanoom)
- Darmkanker: coloncarcinoom, appendixcarcinoom, rectumcarcinoom en rectosigmoïdcarcinoom
- Eierstok- en eileiderkanker: alleen epitheliale tumoren
- Kanker van het nierbekken en overige urinewegen: invasief pyelumcarcinoom, invasief uretercarcinoom, carcinoom van de urethra en niet nader omschreven urinewegcarcinoom
- Leverkanker: alleen hepatocellulair carcinoom